DER und EIN Gruppe: 1., 3. und 4. Fall (einfach)

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Vorbereitung

Grammatik K1 Fälle in der DER und EIN Gruppe

• 1. Fall
• 3. Fall
• 4. Fall

Wat weet je over de 1e naamval? Wanneer gebruik je die?

Beispiel:

• Ik geef mijn moeder een boek.
  
• Ik = onderwerp
• Wat is 'mijn moeder'?
• Aan wie geef ik een boek? Aan mijn moeder = meewerkend voorwerp. 
• En wat is 'een boek'?
• wat geef ik?  = lijdendvoorwerp

1., 3. und 4. Fall

• Ik geef haar een boek 
• Ich gebe ihr ein Buch.
• wat weet je nu?
• haar = ihr = meewerkend voorwerp 
• blijkbaar verandert er iets want sie (zoals we kennen) wordt 'ihr'
• het meewerkend voorwerp staat in de 3e naamval

1., 3. und 4. Fall

• Ik geef mijn moeder een boek 
• Ich gebe mein... Mutter ein Buch.
• wat denk je dat de uitgang is? (denk aan haar = ihr)
• mijn moeder = meiner Mutter = meewerkend voorwerp 
• blijkbaar verandert er iets want meine Mutter (zoals we kennen) wordt 'meiner'
• het meewerkend voorwerp staat in de 3e naamval

1., 3. und 4. Fall

• Ik geef hem een boek 
• Ich gebe ihm ein Buch.
• Ik geef mijn broer een boek. 
• Ich gebe mein... Bruder ein Buch. 
• Wat denk je dat de uitgang is? 
• ihr => meiner Mutter 
• ihm => ???????

Wat weet je over de 4e naamval?
Wanneer gebruik je die?

Na welke voorzetsels krijg je de 4e naamval?

Wat betekenen deze voorzetsels?
durch - für - ohne - um - gegen - bis - entlang

Vorgehensweise

1. Präposition
2. Satzglieder bestimmen

Beispiele

• Mein Freund fährt mit mein...... Freundin nach Hause.
• Präposition? 
• Ja! 'mit'
• In welchem Fall? 
• 3. Fall
• Freundin = weiblich, mein = Ein Gruppe 
• Antwort: meiner Freundin

Beispiele

1. Morgen bringe ich unser..... Eltern ein..... Blumenstrauß.
2. Letzten Donnerstag bin ich ohne mein... Freund ins Kino gegangen.
3. Brauchst du dies..... Kugelschreiber (m.)?
4. Welch.... Buch (s.) liest du gern?
5. Welch.... Buch von David Safier hat einen Preis gewonnen?