Leesvaardigheidstraining 1


Leesvaardigheid
Duits
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Leesvaardigheid
Duits

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van een tekst

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Der Aufbau eines Textes
Titel
Einleitung
Absatz
Quelle
Bild

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vertaling van het volgende begrip: "die Ausnahme"
A
de uitwisseling
B
het onderscheid
C
de uitzondering
D
de afspraak

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vertaling van het volgende begrip: "die Schlussfolgerung"
A
de aanname
B
de beslissing
C
de conclusie
D
het gevolg

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vertaling van het volgende begrip: "die Begründung"
A
de toelichting
B
de uitleg
C
de goedkeuring
D
het bewijs

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vertaling van het volgende begrip: "der Gegensatz"
A
het compromis
B
het bezwaar
C
het verschil
D
de tegenstelling

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vertaling van het volgende begrip: "die Bestätigung"
A
de toestemming
B
de beslissing
C
de bevestiging
D
de afspraak

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleepvraag
Sleep het Duitse begrip naar de juiste Nederlandse vertaling.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de regel
de alinea
de uitspraak
de invulling
de zin
het voorbeeld
de oorzaak
de reden
die Zeile
der Absatz
die Aussage
die Ergänzung
der Satz
das Beispiel
die Ursache
der Grund

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn signaalwoorden?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden geven verbanden weer: verbanden tussen zinnen of verbanden tussen alinea's. 
z.B. Wie verhält sich der 4. Absatz zum 2. Absatz?

  • Signaalwoorden geven ook informatie over de opbouw van een tekst
z.B. opsomming, conclusie, tegenstelling

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opsomming
und - en
zudem - bovendien
außerdem - bovendien
dann - dan, vervolgens
(zu)erst - ten eerste 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Franziska vindt het zielig voor dieren als ze moeten worden geslacht voor de vleesproductie. 
Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegatariërer zouden moeten worden?
timer
2:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegetariër zouden moeten worden?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Franziska vindt het zielig voor dieren als ze moeten worden geslacht voor de vleesproductie. 
Welke drie andere redenen noemt ze in alinea 2 waarom mensen vegatariërer zouden moeten worden?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenstelling
doch - toch, echter
sondern - maar
statt - in plaats van 
trotzdem - toch, desondanks
aber - maar
obwohl - hoewel
trotz - ondanks
während - terwijl

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alinea 2 bestaat uit twee delen. 
In het eerste deel wordt een positieve kijk op de baan van "Animateur" gegeven.
In het tweede deel wordt de nadelige kant van deze baan besproken. 
   Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van deel 2. 
timer
1:30

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alinea 2 bestaat uit twee delen.
In het eerste deel wordt een positieve kijk op de baan van "Animateur" gegeven.
In het tweede deel wordt de nadelige kant van deze baan besproken.
Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van deel 2.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Alinea 2 bestaat uit twee delen. 
In het eerste deel wordt een positieve kijk op de baan van "Animateur" gegeven.
In het tweede deel wordt de nadelige kant vn deze baan besproken. 
   Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van deel 2. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reden / oorzaak 
denn = want
weil = omdat
schließlich = per slot van rekening
nämlich = namelijk
deswegen = daarom 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ontsloeg een bazin haar 21-jarige werknemer?
Volgens haar...
A bracht hij zijn ziekte herstel in gevaar.
B had hij leugens over haar op Facebook gezet.
C had hij zich ten onrechte ziek gemeld.
D zat hij te vaak op Facebook tijdens werktijd. 
timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ontsloeg een bazin haar 21-jarige werknemer?
Volgens haar...
A
bracht hij zijn ziekte herstel in gevaar.
B
had hij leugens over haar op Facebook gezet.
C
had hij zich ten onrechte ziek gemeld.
D
zat hij te vaak op Facebook tijdens werktijd.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ontsloeg een bazin haar 21-jarige werknemer?
Volgens haar...
A bracht hij zijn ziekte herstel in gevaar.
B had hij leugens over haar op Facebook gezet.
C had hij zich ten onrechte ziek gemeld.
D zat hij te vaak op Facebook tijdens werktijd. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benadrukking
besonders = in het bijzonder, vooral
selbst = zelfs
sogar = zelfs
vor allem = in het bijzonder, vooral 

Slide 27 - Tekstslide

Verder met M3A
Was findet Andrea so toll an ihrem Job? (Absatz 3) 
Dass sie...
A Kritik an Kollegen üben darf.
B sich oft mit neuen Sachen befassen kann.
C über regionale Ereignisse berichten darf. 
D unter hohem Zeitdruck leisten muss. 
timer
1:30

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was findet Andrea so toll an ihrem Job? (Absatz 3)
Dass sie...
A
Kritik an Kollegen üben darf.
B
über regionale Ereignisse berichten darf.
C
sich oft mit neuen Sachen befassen kann.
D
unter hohem Zeitdruck leisten muss.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Was findet Andrea so toll an ihrem Job? (Absatz 3) 
Dass sie...
A Kritik an Kollegen üben darf.
B sich oft mit neuen Sachen befassen kann.
C über regionale Ereignisse berichten darf. 
D unter hohem Zeitdruck leisten muss. 

Slide 30 - Tekstslide

Verder met V3A

Bevestiging
klar = vanzelfsprekend, natuurlijk
natürlich = vanzelfsprekend, natuurlijk
tatsächlich = inderdaad, zeker
wirklich = inderdaad, zeker 

Slide 31 - Tekstslide

Verder met H3A en H3B

Was wird im 1. Absatz über den Meisterdieb deutlich?
A Er hat gestohlen um Eindruck zu machen. 
B Er hielt sein Wort. 
C Er war mehr ein Angeber als ein Dieb.
D Er wurde zum Stehlen gezwungen. 

timer
1:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was wird im 1. Absatz über den Meisterdieb deutlich?
A
Er hat gestohlen um Eindruck zu machen.
B
Er hielt sein Wort.
C
Er war mehr ein Angeber als ein Dieb.
D
Er wurde zum Stehlen gezwungen.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Was wird im 1. Absatz über den Meisterdieb deutlich?
A Er hat gestohlen um Eindruck zu machen. 
B Er hielt sein Wort. 
C Er war mehr ein Angeber als ein Dieb.
D Er wurde zum Stehlen gezwungen. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie
also = dus
deshalb = derhalve, daarom
daher = vandaar
damit = zodat 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was beschreibt der 1. Absatz?
A Dass Leute frïher leichter soziale Kontakte knüpften als heute. 
B Was man früher unter Freundschaft verstand.
C Wie schwierig es früher war, Freundschaften zu pflegen. 
timer
1:00

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was beschreibt der 1. Absatz?

A
Dass Leute frïher leichter soziale Kontakte knüpften als heute.
B
Was man früher unter Freundschaft verstand.
C
Wie schwierig es früher war, Freundschaften zu pflegen.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Was beschreibt der 1. Absatz?
A Dass Leute frïher leichter soziale Kontakte knüpften als heute. 
B Was man früher unter Freundschaft verstand.
C Wie schwierig es früher war, Freundschaften zu pflegen. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opsomming
Tegenstelling
Reden / oorzaak
Benadrukking
Bevestiging
Conclusie
außerdem - bovendien
dann - dan
zuerst - ten eerste
trotz - ondanks
weil - omdat
denn- want
vor allem - vooral / in het bijzonder
klar - natuurlijk
deshalb - daarom

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over signaalwoorden

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over signaalwoorden
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?
A aber
B denn
C oder
D und 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?
A
aber
B
denn
C
oder
D
und

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over signaalwoorden
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke in Absatz 3?
A aber
B denn
C oder
D und 
timer
1:00

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

also
damit
darum
auch
tatsächlich
sondern
Betekenissen van signaalwoorden
ook
maar
zodat
daarom
dus
inderdaad

Slide 44 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Das war´s 
Viel Erfolg bei der Leseprüfung! 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies