Literaire begrippen gaan over vertelkunst in het algemeen en die ‘narrativiteit’ geldt ook voor series, films, blogs enz.: het zijn vertelde werelden, waar je iets van kunt leren.
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Literaire begrippen
Literaire begrippen gaan over vertelkunst in het algemeen en die ‘narrativiteit’ geldt ook voor series, films, blogs enz.: het zijn vertelde werelden, waar je iets van kunt leren.
Slide 1 - Tekstslide
Wat is narrativiteit?
A
Literaire begrippen
B
Vertelkunst
C
Series, films, blogs etc.
D
Geen flauw idee
Slide 2 - Quizvraag
Koppel de vragen aan de leerdoelen
Wat wordt er verteld?
Hoe wordt het verhaal verteld?
Wat heeft de schrijver ermee willen zeggen?
Wat is de boodschap? Wat betekent het (voor jou)?
Wat vind je van het boek of verhaal?
Wie ben jij als lezer? Hoe beleef je het verhaal?
Wat lees je? Wat voor soort boek of verhaal
betreft het? Welke genre?
Beschrijving geven van de
inhoud
Analyse maken van de
vorm
Het verhaal interpreteren
Eigen mening geven
Leesbeleving verwoorden
Algemene beschrijving
geven
Slide 3 - Sleepvraag
Een thriller behoort tot de..
A
lectuur
B
literatuur
Slide 4 - Quizvraag
Literatuur heeft als doel:
A
je aan het denken te zetten
B
te amuseren
C
te vervelen
D
te informeren
Slide 5 - Quizvraag
Sleep de soorten teksten naar de juiste literaire genres
toneeltekst
script
rap
gedicht
sociale roman
psychologische roman
historische roman
fictie
(auto)biografie
non-fictie
proza
poëzie
toneel
Slide 6 - Sleepvraag
Leesmotivaties zijn..
A
motieven in het verhaal
B
motieven van de dader
C
redenen om te lezen
D
redenen van mijn docent
Slide 7 - Quizvraag
Hoe ontstaan je verwachtingen bij een roman?
A
Iemand heeft het boek aangeraden
B
Door het genre zoals een historische roman
C
De titel
D
De boekomslag
Slide 8 - Quizvraag
De lengte tussen de opgeroepen vraag en het antwoord in het verhaal heet de...
A
verwachting
B
informatieachterstand
C
spanningsboog
D
open plek
Slide 9 - Quizvraag
Als een schrijver informatie achterhoudt en vragen oproept, dan noem je dat een...
A
informatieachterstand
B
open plek
C
verwachting
D
motief
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
De opeenvolging van gebeurtenissen rondom één personage noem je de ...
A
verhaallijn
B
plot
C
chronologie
D
spanningsboog
Slide 12 - Quizvraag
Sleep de juiste eigenschappen naar de hoofd- of bijpersoon
flat character
round character
type
karakter
tegenstander
helper
held
hoofdpersoon
bijpersoon
Slide 13 - Sleepvraag
Ruimte en tijd waarin het verhaal zich afspeelt noem je samen de ...
Slide 14 - Open vraag
Sleep de juiste voorbeelden naar ruimte en tijd
Teams
Barendrecht
lente
De zon schijnt
9.00 uur
ochtend
Tweede lockdown
ruimte
tijd
Slide 15 - Sleepvraag
De meeste verhalen hebben een soortgelijke opbouw. De hoofdpersoon wordt geconfronteerd met een probleem. Hij probeert dat op te lossen, maar hierbij duiken allerlei nieuwe problemen op. Zijn moeilijkheden worden steeds groter en het lijkt er even op dat het nooit meer in orde komt, maar uiteindelijk worden de problemen overwonnen. Zo´n reeks gebeurtenissen rondom één personage noem je een .....
Slide 16 - Open vraag
Een schrijver kan spelen met de opbouw van een verhaal, bijvoorbeeld door verschillende verhaallijnen door elkaar te laten lopen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Wanneer een aflevering of hoofdstuk op een spannend of dramatisch moment eindigt, spreek je van een ...
A
open einde
B
irritatie
C
cliffhanger
D
gesloten einde
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer een verhaal eindigt en alle vragen zijn beantwoord, spreek je van een ...
Slide 19 - Open vraag
Een schrijver kan zijn verhaal midden in een schokkende gebeurtenis beginnen, zonder dat je als lezer uitleg krijgt over de wereld waarin je bent beland. We spreken dan van een..
A
gemixt begin
B
opening midden in de handeling
C
handeling zonder begin
D
halverwege beginnen
Slide 20 - Quizvraag
Ieder verhaal beschrijft een bepaalde tijdsduur. Dit noem je de ...
Slide 21 - Open vraag
Een belangrijke scène zal vaak uitgebreid verteld worden. Door ieder detail te vertellen, wordt het nu extra spannend gemaakt. Dit zal bijvoorbeeld zo zijn als een personage heimelijk verliefd is en zijn geliefde ziet: ieder detail, iedere aarzeling, iedere blik wordt beleefd. Als een relatief korte tijdspanne zo uitgebreid verteld wordt, spreek je van een ..
A
vertraging
B
versnelling
Slide 22 - Quizvraag
Een lange tijdsspanne wordt kort beschreven. Voorbeeld: ‘De jaren vlogen voorbij en ze zagen elkaar nauwelijks.’ Hierbij spreek je van een ...
A
vertraging
B
versnelling
Slide 23 - Quizvraag
‘Drie maand later zagen ze elkaar weer.’ Dit is een voorbeeld van een ...
Slide 24 - Open vraag
Chronologie is ..
A
de volgorde van tijd van nieuw naar oud
B
de volgorde van tijd van oud naar nieuw
C
de volgorde waarin je het boek leest
D
de tijd die verstrijkt in het boek
Slide 25 - Quizvraag
Sleep het juiste onderdeel naar de juiste volgorde
terugverwijzing
vooruitwijzing
flashforward
flashback
chronologische volgorde
niet-chronologische volgorde
Slide 26 - Sleepvraag
De verteller in het verhaal noem je de ...
A
schrijver
B
vertelinstantie
Slide 27 - Quizvraag
Lees de tekst. Van welke vertelinstantie is hier sprake?
Slide 28 - Tekstslide
In deze tekst was sprake van ...
A
ik-vertelsituatie
B
auctioriale vertelsituatie
C
meervoudig perspectief
D
personale vertelsituatie
Slide 29 - Quizvraag
Lees de tekst. Van welke vertelinstantie is hier sprake?
Slide 30 - Tekstslide
In deze tekst was sprake van ...
A
ik-vertelsituatie
B
auctioriale vertelsituatie
C
meervoudig perspectief
D
personale vertelsituatie
Slide 31 - Quizvraag
De laag van feitelijke gebeurtenissen, zoals die door de verteller wordt gepresenteerd, noem je de ...
Slide 32 - Open vraag
De grondgedachte van een verhaal noem je ook wel de ...
A
thematiek
B
verhaallaag
C
betekenislaag
D
boodschap
Slide 33 - Quizvraag
Een citaat van iemand anders dat de auteur voorin het boekheeft geplaatst, omdat hij vindt dat het precies past bij zijn boek, noem je een ....
Slide 34 - Open vraag
Wanneer iets in een verhaal terugkeert, is dat niet toevallig. De verteller geeft aan dat dit ‘iets’ belangrijk is, betekenisvol. Als lezer let je op deze herhalingen. Dit noem je ...
Slide 35 - Open vraag
Om de thematiek te beschrijven, helpt het om te kijken naar ...
A
titel, motto en motieven
B
omslag, vertelsituatie en motieven
C
titel, omslag en samenvatting
D
titel, motto en vertelsituatie
Slide 36 - Quizvraag
Wat is het thema in onderstaand verhaal?
In het verhaal Het kistje van Godfried Bomans wordt een student bezocht door een geest. De straat waar de student woont, heeft een rijke en een arme kant. Hijzelf woont aan de rijke kant. Tegenover hem woont een ziek jongetje, dat af en toe naar hem zwaait. De student zwaait nooit terug. Op een dag ligt er een kistje in de kamer van de student. Het kistje bevat een briefje dat aankondigt dat er vannacht een geest zal verschijnen. Zo gebeurt het. De geest, ‘Goede Gedachte’ genaamd, verschijnt die nacht en laat de student inzien dat de wereld veel mooier zou zijn als alle mensen zorg dragen voor elkaar. De student wil het niet horen en verjaagt de geest. Hij schrijft een boek, waarin hij uitlegt dat iedereen verantwoordelijk is voor zichtzelf. Dan is hij afgestudeerd en geeft hij een feest. De kamer is gevuld is met mensen, maar als de student naar buiten kijkt, ziet hoe het zieke jongetje dat aan de overkant woont, in een kist naar buiten wordt gedragen. Hij is overleden.
Slide 37 - Tekstslide
Het thema is ...
A
de dood
B
egoïsme
C
sprookje
D
socialisme/liberalisme
Slide 38 - Quizvraag
Sleep het juiste voorbeeld uit het verhaal naar het juiste soort motief
arm vs. rijk
zorg voor anderen vs. egoïsme
geestverschijningen
kistje
‘De student geloofde niet in geesten en tovenaars.’
verhaalmotief
leidmotief
Slide 39 - Sleepvraag
Dé vraag waar het verhaal om draait noem je de ...
Slide 40 - Open vraag
Wanneer je een kritisch eindoordeel formuleert, is het zaak jouw mening goed te onderbouwen met argumenten. Dit doe je met behulp van ...
Slide 41 - Open vraag
"Het verhaal is ontroerend." Dit eindoordeel draait om ...
A
beleving
B
herkenning
C
een moreel oordeel
D
inhoud
Slide 42 - Quizvraag
"Ik identificeer mezelf met de hoofdpersoon." Dit eindoordeel draait om ...
A
beleving
B
herkenning
C
een moreel oordeel
D
inhoud
Slide 43 - Quizvraag
"Het verhaal zet me aan het denken." Dit eindoordeel draait om ...
A
beleving
B
herkenning
C
een moreel oordeel
D
inhoud
Slide 44 - Quizvraag
"Ik keur het gedrag van de hoofdpersoon af." Dit eindoordeel draait om ...
A
beleving
B
herkenning
C
een moreel oordeel
D
inhoud
Slide 45 - Quizvraag
"Het verhaal is geloofwaardig." Dit eindoordeel draait om ...
A
inhoud
B
structuur
C
realistisch en geloofwaardig
D
stijl
Slide 46 - Quizvraag
"Er wordt veel humor gebruikt." Dit eindoordeel draait om ...
A
inhoud
B
structuur
C
realistisch en geloofwaardig
D
stijl
Slide 47 - Quizvraag
"Het verhaal is knap opgebouwd." Dit eindoordeel draait om ...