18/3

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

18/3

Je gesprekspartner begint met: 

‘Pardon, je cherche le stade.’

Wat voor antwoord geef je?

Je gesprekspartner begint met: 

Où est la plage?

Wat voor antwoord geef je?

Je gesprekspartner begint met: 

Où est l'entrée du parking?

Wat antwoord je?

De ontkenning

Mon frère est très grand.

Ma mêre et mon père vont à la maison

Nooit
Niets
Niet meer
Niet/geen

ne...pas

Ne...jamais

Ne....plus

Ne....rien

La négation

nooit =

1. ne ... jamais
2. ne ... rien
3. ne ... plus
4. ne ... pas

La négation

niets =

1. ne...pas
2. ne...rien
3. ne...jamais
4. ne...plus

La négation

niet meer =

1. ne...pas encore
2. ne...rien
3. ne...jamais
4. ne...plus

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Je travaille.  

ne

pas

travaille

je

Maak de zin ontkennend. (sleep blauw naar rood)

Je

n'

aime

pas

la viande

1

2

3

4

5

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Nous cherchons les cadeaux.  

ne

pas

cadeaux

nous

les

cherchons

Maak ontkennend.
Il va au cinéma. (niet)

Maak de zin ontkennend.
Elle aime le français (niet meer)

Maak ontkennend
Je vais à la plage. (nooit)

Zelfstandig werken

- huiswerk

- woordjes leren (woordkaartjes)

- Classroom oefeningen

- spel Bataille (zeeslag)