Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Scheidbaar werkwoord
Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!
Slide 1 - Tekstslide
Het scheidbare werkwoord
Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!
uitlachen = lachen + uit
scheidbaar werkwoord + voorzetsel werkwoord
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
eenwerkwoord en een ander woord. Meestal is dit een voorzetsel.
schoonmaken= schoon+maken
aankomen = aan +komen
nadenken= na+ denken
Slide 3 - Tekstslide
Is het werkwoord
scheidbaar
JA of NEE?
Slide 4 - Tekstslide
Noem 3 scheidbare werkwoorden
Slide 5 - Woordweb
Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie/wat (onderwerp). Dan het werkwoord dat je aanpast aan de wie/wat. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin:
Ikmaak de keuken schoon. De trein komt om 10:00 uuraan.
Wijdenken eerst na.
Slide 6 - Tekstslide
Ik lach hem niet uit!
Wat is het scheidbare werkwoord?
A
lachen
B
uitlachen
Slide 7 - Quizvraag
Ik maak de keuken schoon.
Wat is het scheidbare werkwoord?
A
schoonmaken
B
maken
Slide 8 - Quizvraag
Ik ga de straat oversteken.
Wat zijn de werkwoorden?
A
ik + ga
B
over + steken
C
ga + oversteken
D
ik + de straat
Slide 9 - Quizvraag
Ik ........ een briefje voor mijn moeder ..... (ophangen)
Slide 10 - Open vraag
Zij ....... haar vriend vanavond ...... (opbellen)
Slide 11 - Open vraag
Ik ....... mijn kinderen bij school ...... (ophalen)
Slide 12 - Open vraag
Pim ....... het lesje uit het boek ...... (overschrijven)
Slide 13 - Open vraag
Zij ....... hun vrienden voor morgen ...... (uitnodigen)
Slide 14 - Open vraag
Twee werkwoorden in de zin?
Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het eerste werkwoord pas je aan aan de wie/wat. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin.