Inburgeringscursus

Inburgering 
  • Je weet wat er voor nodig is om een verblijfsvergunning te krijgen.
  • Je test jezelf op het 'Nederlanderschap'. 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Inburgering 
  • Je weet wat er voor nodig is om een verblijfsvergunning te krijgen.
  • Je test jezelf op het 'Nederlanderschap'. 

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord hoort er niet bij?
1. Socialisatie, nature, sociale controle, sancties 
2. Boete, eerder thuiskomen, rode kaart, applaus
3. Feministen, dierenactivisten, gereformeerden, communisten (extreem links)
4. Gastarbeiders, kennismigranten, volgmigranten, postkolonialen vanuit de Antillen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Hoe staat het met jullie kennis van de Nederlandse maatschappij?

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent (het woord) Nederland?
A
Koninkrijk der Nederlanden
B
Laag land

Slide 9 - Quizvraag

Welk land ligt ten oosten van Nederland?

Slide 10 - Open vraag

In welke stad is de regering gezeteld?
A
Den Haag
B
Amsterdam

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet de Nationale Luchthaven en bij welke stad ligt deze?
A
The Hague Airport, Rotterdam
B
Schiphol, Amsterdam
C
Eindhoven Airport, Eindhoven

Slide 12 - Quizvraag

Wie ziet u op dit plaatje?
A
Willem van Oranje
B
Rembrandt van Rijn

Slide 13 - Quizvraag

Hoe lang bestaat de Nederlandse staat ongeveer?
A
50 jaar
B
275 jaar
C
400 jaar

Slide 14 - Quizvraag

Kent Nederland een scheiding van kerk en staat?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Waarom is Anne Frank beroemd?
A
Ze dook onder
B
Ze schreef een dagboek

Slide 16 - Quizvraag

Welke kolonie van Nederland werd in 1975 onafhankelijk?
A
Suriname
B
Indonesië

Slide 17 - Quizvraag

In welk deel van de wereld ligt Nederland?

Slide 18 - Open vraag

Stel, u komt uit Marokko en heeft daar een rijbewijs gehaald. U wilt zich in Nederland vestigen. Moet u dan opnieuw uw rijbewijs halen?
A
Ja
B
Nee
C
Pas na een half jaar

Slide 19 - Quizvraag

Waren de VOC schepen voor de visvangst of voor de handel?
A
Voor de handel
B
Voor de visvangst

Slide 20 - Quizvraag

Welke kolonie van Nederland wordt vlak na de tweede Wereldoorlog onafhankelijk?
A
Indonesië
B
Suriname

Slide 21 - Quizvraag

Welke bestuursvorm kent Nederland?

Slide 22 - Open vraag

Wie is de voorzitter van de raad van ministers?
A
De koning
B
De minister president

Slide 23 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd is onderwijs verplicht?
A
4
B
5
C
6

Slide 24 - Quizvraag

Om de hoeveel jaar zijn er normaal gesproken Tweede Kamer verkiezingen?
A
3
B
4
C
2

Slide 25 - Quizvraag

Bent u in Nederland verplicht uzelf te verzekeren tegen ziektekosten?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Wat gebeurt er als Nederland geen dijken zou hebben?
A
Dan staat een deel van Nederland onder water
B
Dan staat heel Nederland onder water

Slide 27 - Quizvraag

Voor wie is het consultatiebureau?
A
Baby's
B
Kinderen tot 2 jaar
C
Kinderen tot 3 jaar
D
Kinderen tot 4 jaar

Slide 28 - Quizvraag

Bij welke stad ligt de grootste zeehaven?

Slide 29 - Open vraag

Hoe wordt de oorlog met Spanje genoemd?
A
Tachtigjarige oorlog
B
Negenjarige oorlog
C
Koude oorlog
D
Honderdjarige oorlog

Slide 30 - Quizvraag

Was de koning van Spanje die overheerste, protestant of katholiek?
A
Protestant
B
Katholiek

Slide 31 - Quizvraag

Wie schilderde dit schilderij?
A
Johannes Vermeer
B
Rembrandt van Rijn

Slide 32 - Quizvraag

Wie vergaderen in deze zaal?
A
Het parlement
B
De Eerste Kamer
C
De Tweede Kamer

Slide 33 - Quizvraag

In welk jaar werd Nederland Europees Kampioen voetbal?
A
1977
B
1995
C
1988
D
2001

Slide 34 - Quizvraag

Op welk tijdstip eten de meeste Nederlanders hun warme maaltijd?
A
12:00 uur
B
18:00 uur
C
20:00 uur

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de eerste regel van het Wilhelmus?

Slide 36 - Open vraag

Waar woont de koning?

Slide 37 - Open vraag

Wie is er ingeburgerd... 
Wat is belangrijk voor nieuwkomers om te weten?

Maak in tweetallen 5 meerkeuzevragen over Nederland.

Slide 38 - Tekstslide