Week 1 Intro MYP-2 Fictie versus non-Fictie

Welkom terug!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom terug!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Agenda 
1. Kort kennismaken docent & over de vakantie (ca 15 min)
2. L&L Nederlands deze unit (ca 15 min) 
3. Start met een lees- en schrijfoefening  (ca 30 min)
4. Start werk aan Numo (ca 10 min)


Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les
R: weet je ruwweg wat we gaan doen deze unit
T1: hebben we een oefening gedaan 
T1: heb je geleerd wat fictie en non-fictie is
T2: hebben we een eerste voorbeeld gezien van fictie & wat een schrijver kan doen met een echte gebeurtenis

Slide 4 - Tekstslide

     Mevrouw Willemse (WSE)
Docent Nederlands
       (ook psychologie gestudeerd)
Getrouwd, drie kinderen.
Houdt van: lezen, 
zwemmen, koken, 
eten.  


Slide 5 - Tekstslide

     Mijn vakantie 
Zwitserland +
Parijs Olympische Spelen 


Slide 6 - Tekstslide

Deze vakantie o.a. gelezen 

Slide 7 - Tekstslide

Oefening 
Schrijf op: 
1. het leukste van de afgelopen vakantie
2. het stomste van afgelopen vakantie 
Zet je naam er niet bij!
Let op: schrijf alleen dingen op waarvan je het goed vindt dat je klasgenoten dat weten

Slide 8 - Tekstslide

Oefening kennismaken 
Twee waarheden, een sprookje (mag ook over de vakantie)

De persoon die aan de beurt is, gaat 3 dingen over zichzelf vertellen. Een van die dingen is een leugen.

De rest mag raden welke van de drie een sprookje is. 


Slide 9 - Tekstslide

Welke is een 'sprookje'? 
1. Ik heb op een gletsjer gestaan deze zomer
2. Ik ben twee keer op vakantie op geweest
3. Ik ben buiten de Europese Unie op vakantie geweest. 


Slide 10 - Tekstslide

Welke is een 'sprookje'? 
1. Ik heb op een gletsjer gestaan deze zomer
2. Ik ben twee keer op vakantie op geweest
3. Ik ben buiten de Europese Unie op vakantie geweest. 


Slide 11 - Tekstslide

Nieuwe lesopzet 
1. Lezen (IJsbarbaar)
2. Uitleg / oefenen van een taalregel (grammatica/taalverzorging)
3. Onderwerp met activiteit (lezen, luisteren, schrijven, uitwerken, presenteren etc. passend bij de unit)
4. Numo => spelling 

Slide 12 - Tekstslide

Ja ook weer Numo...

Elke week werken.
4,5 uur aan einde van deze periode.
Aan een leerplan Spelling
In de les 10 min, maar ook
 THUIS ZELF AAN DE SLAG




Slide 13 - Tekstslide

Wat heb je vorig jaar geleerd bij L&L Ned?

Slide 14 - Woordweb

Tips 

Kijk Nederlandse YouTube, TikTok (en zet evt de vertaling eronder aan)
Kijk jeugdjournaal op www. jeugdjournaal.nl  
LEES LEES LEES ook in je eigen tijd
Probeer DuoLingo
Gebruik Numo

Slide 15 - Tekstslide

MYP2 Language & Literature Nederlands
Gaat over twee dingen: 

1. je leert over taal & literatuur in het algemeen (fictie, stijl, structuur etc. )
2. je leert je Nederlands te verbeteren op het gebied van lezen, schrijven, spreken en luisteren. 

Slide 16 - Tekstslide

Waarvan denk je 'dat moet ik leren bij Nederlands, dat heb ik nodig'

Slide 17 - Open vraag

Wat gaan we doen? 
1. les van mevrouw Lingbeek en van mevrouw Willemse.
2. Elke week Numo: in de les EN thuis doen (huiswerk).
3. Elke periode lees je een leesboek. Dat hoort bij de unit. Je krijgt ook andere verhalen.
4. Fictie en non-fictie

Slide 18 - Tekstslide

Module 1 - MYP2 
Statement of inquiry 
Fiction versus non-fiction

When beauty is created with style, purpose, and structure the reflection of reality may be enhanced.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen unit 1

Fictie versus non-fictie

Leren, inzien en herkennen dat er schoonheid gevonden kan worden in de realiteit doordat een schrijver een bepaalde invalshoek (doel), stijl of structuur toepast. 
  

Slide 20 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
Key Concept = 
schoonheid creativity

Related Concepts = 
doel 
structuur 
stijl
Global Concept = Persoonlijke en culturele expressie

Slide 21 - Tekstslide

Welke kenmerken zijn dit keer nodig?
Knowledgeable
Risk Takers
Principled
Communicators
Balanced
Thinkers
Open minded
Inquirers
Reflective
Caring

Slide 22 - Poll

Leerdoelen Ned
Je leert over stijl- en structuurkenmerken in literaire fictie en hoe een schrijver de werkelijkheid manipuleert. 

Je zoekt bronnen over de werkelijke gebeurtenis waarop een verhaal is gebaseerd. 

Je weegt de bronnen en vergelijkt deze met een fictief werk.  

Je gebruikt correcte spelling en leestekens.

Je leert fictieteksten van non-fictieteksten te onderscheiden


Slide 23 - Tekstslide

Waar denk je aan als ik zeg 'schoonheid'?

Slide 24 - Woordweb

Wat doen? 

1. Leren waar je op kunt letten: stijl en structuur (hele periode).  
2. Oefenen met een fictie werk dat gebaseerd is op een echt verhaal. 
3. Samen lezen van een boek
4. Onderzoeken ware  gebeurtenis en  onderscheiden wat fictie/non-fictieteksten
5. Reflecteren en op de relatie tussen realiteit en fictie. 
5. Een beoordelend verslag hiervan maken. In stapjes in de les hieraan werken. 

Slide 25 - Tekstslide

In Toddle : 


You will have to read a book based on a true story, have research on what real-life event the story was based, and you will have analysed the story with regards to style, structure and purpose. 

Slide 26 - Tekstslide

Stukje uitleg

Slide 27 - Tekstslide

Wat is fictie en non-fictie eigenlijk?
fictie:
  • verzonnen gebeurtenissen, personages in boeken of films
  • doel: lezer vermaken, ontroeren, aan het denken zetten
  • een verhaal...soms wel echt gebeurd, maar mooier gemaakt
non-fictie:
  • teksten die niet zijn verzonnen, zoals teksten uit kranten, tijdschriften
  • doel: lezer informeren of iets leren

Slide 28 - Tekstslide

Fictie
Zijn verzonnen gebeurtenissen, personages in boeken of films

Doel: lezer vermaken, ontroeren, aan het denken zetten

Zo herken je fictie: 
het is een verhaal, gedicht, lied etc. Misschien echt gebeurd, misschien niet, maar mooier gemaakt. 

Slide 29 - Tekstslide

Non-fictie
Non-fictie is gebaseerd op feiten. 
Het doel van non-fictie is informeren.

Zo herken je non-fictie: 
Het gaat niet om de beleving.
Het gaat om de informatie/feiten.

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
Lees dit gedicht
Waar gaat het over?
Is het fictie of non-fictie?
Welke echtgebeurde situatie wordt hier beschreven?

Slide 31 - Tekstslide


Slide 32 - Open vraag

Haiku 
Schrijf zelf een Haiku 

Over een dag of gebeurtenis uit je vakantie

Slide 33 - Tekstslide

Haiku

Drie goede regels
Zeventien lettergrepen
Genoeg is genoeg

DRS. P
Geen Haiku

vlinder in de trein
mijn god dacht ik als daar maar
geen haiku van komt

Ilja Leonard Pfeijffer

Slide 34 - Tekstslide

Lezen

Slide 35 - Tekstslide

Wat of welke onderdelen in dit verhaal kunnen echt gebeurd zijn?

Slide 36 - Open vraag

Wat doet de schrijver om deze gebeurtenis mooier te maken?

Slide 37 - Open vraag

Numo 
Leerplan Spelling

Slide 38 - Tekstslide

Je hebt geleerd 

R:  wat we gaan doen deze unit
T1:  wat fictie en non-fictie is
T2:  met een praktijkvoorbeeld wat een schrijver kan doen met een echte gebeurtenis

Slide 39 - Tekstslide