Fictie blok 3

Fictie Blok 3
6 november 2024
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Fictie Blok 3
6 november 2024

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  •  Belangrijk om te weten...
  •  Opfrisser
  • Leerdoelen
  • Even terugblikken...
  •  Theorie: Fictie Blok 3
  • Zelf aan de slag!
  • Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijk om te weten...
  • Als ik aan het woord ben, is het stil;
  • Als je wat wilt zeggen, steek je jouw vinger/ hand op;

  •  Ik waarschuw twee keer,  bij de derde keer moet je er helaas uit... (vind ik ook niet leuk!);
  • Actieve houding; doe gezellig mee!

Slide 3 - Tekstslide

Opfrisser...
  •  Wie ben ik ook al weer
.
.
.
.
?

    Slide 4 - Tekstslide

    Opfrisser...
    •  Wie ben ik ook al weer




    Mevrouw Azaimi

      Slide 5 - Tekstslide

      We gaan het vandaag hebben over...

      • De hoofdpersoon en bijfiguren
      • Personages beschrijven
      •  Recensies


      Slide 6 - Tekstslide

      Leerdoelen
      Aan het einde van de les...

      • kun je personages herkennen als hoofdpersoon, helper of tegenstander;
      • kun je personages beschrijven;
      • ken je de opbouw van een recensie.

      Slide 7 - Tekstslide

      Even opfrissen!
      Wat weten we nog van de vorige les?





      Pak je laptop erbij :)

      Slide 8 - Tekstslide

      Wanneer noemen we een verhaal realistisch?
      A
      Als het altijd over de toekomst gaat
      B
      Als het lijkt op iets wat in het echte leven zou kunnen gebeuren
      C
      Als het over draken en magie gaat
      D
      Verhalen zijn altijd niet-realistisch

      Slide 9 - Quizvraag

      Wat is fictie?

      A
      Waargebeurde verhalen
      B
      Verzonnen verhalen
      C
      Nieuwsberichten
      D
      Krantenartikelen

      Slide 10 - Quizvraag

      Wat maakt een verhaal minder realistisch?
      A
      Veel details die lijken op echte dingen
      B
      Verzonnen dingen zoals pratende dieren
      C
      Een herkenbare omgeving

      Slide 11 - Quizvraag

      Waarom gebruiken schrijvers vaak beeldspraak in hun teksten?
      A
      Om clichés te gebruiken en herkenbaarheid te vergroten
      B
      Om hun tekst korter en eenvoudiger te maken
      C
      Om te zorgen dat alle lezers dezelfde interpretatie hebben.
      D
      Om de lezer te verrassen en nadruk te leggen op bepaalde aspecten.

      Slide 12 - Quizvraag

      Wat is een vergelijking met ''als''?
      A
      Hij is zo sterk als een beer
      B
      Ze straalt altijd, net een zon
      C
      De tijd vliegt
      D
      Ik kookte van woede

      Slide 13 - Quizvraag

      Theorie: Fictie blok 3
      We gaan het hebben over...

      • De hoofdpersoon en bijfiguren 
      • Personages beschrijven
      • Recensies

      Slide 14 - Tekstslide

      De hoofdpersoon

      = belangrijkste personage in een verhaal

      Vaak is er in een verhaal maar één hoofdpersoon, maar er kunnen ook 2 of meerdere zijn!
      Hoe herken je een hoofdpersoon?

      • De hoofdpersoon wordt uitgebreid beschreven: Je leert hoe hij of zij eruitziet, wat hij of zij denkt en voelt. 

      • Je ziet het verhaal vooral vanuit zijn of haar ogen

      • De hoofdpersoon heeft vaak een belangrijke taak of probleem met als doel dit op te lossen of te volbrengen.

      Slide 15 - Tekstslide

      Bijfiguren

      = Andere personages in het verhaal noem je bijfiguren. 

      Deze zijn minder belangrijk en hun karakter wordt minder uitgebreid beschreven. 
      Een bijfiguur kan verschillende rollen hebben in het verhaal.

      Een helper helpt de hoofdpersoon bij het oplossen van zijn probleem of het bereiken van zijn doel. 

      Een tegenstander maakt het de hoofdpersoon juist moeilijk. 

      De rollen liggen niet vast! Alles kan plots veranderen...

      Slide 16 - Tekstslide

      Voorbeeld: Spijt!
      Wie was de hoofdpersoon?

      Wie waren de bijfiguren?

      Slide 17 - Tekstslide

      Personage beschrijven


      Als je een personage beschrijft, dan geef je vooral feiten weer. Daarnaast kun je ook je mening geven over een personage. Je legt uit of je een personage wel of niet sympathiek vindt en je geeft je oordeel over zijn of haar daden en meningen. 
      Als je een personage uit een verhaal beschrijft, kijk je naar verschillende elementen:

      •  Het uiterlijk van het personage; 

      • Belangrijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond; 

      • Karaktereigenschappen die je opmaakt uit wat het personage doet, zegt en denkt; 

      • De relaties die het personage heeft met anderen in het verhaal. Relaties veranderen vaak in de loop van het verhaal.

      Slide 18 - Tekstslide

      Voorbeelden van karaktereigenschappen:

      Deze lijst met woorden kan je op weg helpen om de karaktereigenschappen van personages te beschrijven:

      Kijk in de methode voor meer!
      Sociaal- op zichzelf 
      Voorzichtig – avontuurlijk 
      Gevoelig – bot 
      Serieus, tobberig – zorgeloos 
      Volgzaam – opstandig 
      Dromerig – nuchter 
      Heldhaftig, moedig – neemt geen risico 
      Creatief – ordelijk 
      Optimistisch – pessimistisch 
      Behulpzaam – denkt vooral aan zichzelf 
      Actief – lui 
      Achterdochtig – goedgelovig 
      Paniekerig – kalm 
      Brutaal – beleefd 

      Luidruchtig – stil 

      Arrogant – bescheiden 

      Agressief – vredelievend 

      Slide 19 - Tekstslide

      Recensies
      Een tekst met daarin een beoordeling van een boek is een recensie. 

      Een recensent verdient geld met het lezen van boeken en het schrijven van recensies voor kranten, tijdschriften of websites.

      Recensies zijn subjectieve teksten, waarin de schrijver zijn mening geeft over een boek. Een goede recensent geeft argumenten voor zijn mening en is deskundig doordat hij veel kennis heeft van boeken.
      Waarom bestaan er recensies?

      Recensies helpen lezers bij hun besluit om een boek wel of niet te kopen en te lezen. 

      Recensies zijn belangrijk voor schrijvers. Als een boek goede recensies krijgt, met een positieve beoordeling, worden er van dat boek meer exemplaren verkocht. Slechte recensies zorgen voor minder kopers en lezers. 

      Slide 20 - Tekstslide

      Een recensie heeft een vaste opbouw die bestaat uit de volgende onderdelen: 

      • De gegevens van het boek: auteur, titel, uitgever, verkoopprijs; soms ook het genre, het aantal pagina’s, de leeftijd van de doelgroep. De gegevens staan vaak in de inleiding;
      • Een indruk van de inhoud van het verhaal. De recensent vertelt wie de hoofdpersoon is, welk probleem hij of zij heeft, in welke tijd of situatie het verhaal zich afspeelt en probeert in een of enkele woorden te zeggen waar het verhaal over gaat. 

      • Een bespreking van de pluspunten en minpunten van het verhaal. Hierbij let de recensent op allerlei onderdelen: de inhoud van het verhaal, de manier van schrijven, de spanning, de personages, de afloop of hoe origineel het verhaal is. In elk geval kijkt de recensent vooral hoe goed de auteur zijn of haar werk heeft gedaan; 
      • Een eindoordeel. Deze conclusie staat vaak in de laatste alinea. Soms is er ook een conclusie in de vorm van een cijfer of een aantal sterren. Veel recensies gebruiken hiervoor een schaal met vijf sterren.  

      Slide 21 - Tekstslide

      Hebben we goed opgelet?

      Slide 22 - Tekstslide

      Wie is het belangrijkste personage in een verhaal?
      A
      Bijfiguur
      B
      Tegenstander
      C
      Helper
      D
      Hoofdpersoon

      Slide 23 - Quizvraag

      Hoe kun je een hoofdpersoon herkennen?
      A
      Hij of zij wordt kort beschreven
      B
      Het verhaal draait meestal om zijn of haar gevoelens en gedachten
      C
      De hoofdpersoon is vaak dromerig en niet nuchter
      D
      Hij of zij geeft geen invloed op het verloop van het verhaal

      Slide 24 - Quizvraag

      Wat is vaak. het doel van een hoofdpersoon in een verhaal?

      A
      Een ander personage helpen
      B
      Het verhaal afsluiten
      C
      Een probleem oplossen of een opdracht voltooien
      D
      De recensent tevreden stellen

      Slide 25 - Quizvraag

      Wat is een rol die een bijfiguur kan hebben in een verhaal?
      A
      Alleen maar een tegenstander
      B
      Niet bijdragen aan het verhaal
      C
      Een helper of een tegenstander
      D
      Het verhaal volledig uit hun perspectief vertellen

      Slide 26 - Quizvraag

      Wat beschrijft een recensent vaak in een recensie?
      A
      Alleen de verkoopprijs van het boek
      B
      Een samenvatting van het hele boek zonder eigen mening
      C
      Zijn mening over het boek met argumenten
      D
      Het persoonlijke leven van de auteur

      Slide 27 - Quizvraag

      Wat is een belangrijk kenmerk van een recensie?
      A
      De recensent blijft volledig objectief
      B
      De recensie bevat alleen feiten, geen meningen
      C
      De recensent geeft zijn mening en onderbouwt deze met argumenten.
      D
      De recensent noemt alleen de slechte punten van een verhaal

      Slide 28 - Quizvraag

      Welke elementen worden vaak gebruikt om een personage te beschrijven?
      A
      Alleen de naam en leeftijd van het personage
      B
      Uiterlijk, eigenschappen, relaties en leeftijd van de recensent
      C
      Het aantal boeken waarin het personage voorkomt
      D
      Uiterlijk, belangrijke kenmerken, karaktereigenschappen en relaties

      Slide 29 - Quizvraag

      Waarom zijn recensies belangrijk voor schrijvers?

      A
      Ze geven schrijvers nieuwe ideeën voor verhalen
      B
      Ze zijn belangrijker dan de inhoud van het boek zelf
      C
      Goede recensies zorgen vaak voor meer boekverkoop
      D
      Ze worden alleen door de schrijver gelezen

      Slide 30 - Quizvraag

      Goed gewerkt!
      Zijn er nog vragen???

      Slide 31 - Tekstslide

      Aan het werk!




      We gaan aan de slag met de opdrachten van Fictie: Blok 3
      Ben je klaar? Steek je vinger op

      Slide 32 - Tekstslide

      Vooruitblik
      Volgende week:



      De opdrachten van Fictie: Blok 3 moeten af zijn !
      Aan de slag met Fictie: Blok 5

                                                                       


      Slide 33 - Tekstslide