Fictie blok 3

Fictie Blok 3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Fictie Blok 3

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  •  Belangrijk om te weten...
  • Lesdoelen
  • Even terugblikken...
  •  Theorie Fictie Blok 3
  • Zelf aan de slag!
  • Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijk om te weten...
  • Als ik aan het woord ben, is het stil;
  • Als je wat wilt zeggen, steek je jouw vinger/ hand op;

  •  Ik waarschuw twee keer,  bij de derde keer moet je er helaas uit... (vind ik ook niet leuk!);
  • Actieve houding; doe gezellig mee!

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
We gaan het hebben over...

  • De hoofdpersoon en bijfiguren
  • Personages beschrijven
  •  Recensies


Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les...

  • kun je personages herkennen als hoofdpersoon, helper of tegenstander;
  • kun je personages beschrijven;
  • ken je de opbouw van een recensie.

Slide 5 - Tekstslide

Even opfrissen!
Pak je laptop er bij :)

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer noemen we een verhaal realistisch?
A
Als het altijd over de toekomst gaat
B
Als het lijkt op iets wat in het echte leven zou kunnen gebeuren
C
Als het over draken en magie gaat
D
Verhalen zijn altijd niet-realistisch

Slide 7 - Quizvraag

Wat is fictie?

A
Waargebeurde verhalen
B
Verzonnen verhalen
C
Nieuwsberichten
D
Krantenartikelen

Slide 8 - Quizvraag

Wat maakt een verhaal minder realistisch?
A
Veel details die lijken op echte dingen
B
Verzonnen dingen zoals pratende dieren
C
Een herkenbare omgeving

Slide 9 - Quizvraag

Waarom gebruiken schrijvers vaak beeldspraak in hun teksten?
A
Om clichés te gebruiken en herkenbaarheid te vergroten
B
Om hun tekst korter en eenvoudiger te maken
C
Om te zorgen dat alle lezers dezelfde interpretatie hebben.
D
Om de lezer te verrassen en nadruk te leggen op bepaalde aspecten.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een vergelijking met ''als''?
A
Hij is zo sterk als een beer
B
Ze straalt altijd, net een zon
C
De tijd vliegt
D
Ik kookte van woede

Slide 11 - Quizvraag

De hoofdpersoon

= belangrijkste personage in een verhaal

Vaak is er in een verhaal maar één hoofdpersoon, maar er kunnen ook 2 of meerdere zijn!
Hoe herken je een hoofdpersoon?

  • De hoofdpersoon wordt uitgebreid beschreven: Je leert hoe hij of zij eruitziet, wat hij of zij denkt en voelt. 

  • Je ziet het verhaal vooral vanuit zijn of haar ogen

  • De hoofdpersoon heeft vaak een belangrijke taak of probleem met als doel dit op te lossen of te volbrengen.

Slide 12 - Tekstslide

Bijfiguren

= Andere personages in het verhaal noem je bijfiguren. 

Deze zijn minder belangrijk en hun karakter wordt minder uitgebreid beschreven. 
Een bijfiguur kan verschillende rollen hebben in het verhaal.

Een helper helpt de hoofdpersoon bij het oplossen van zijn probleem of het bereiken van zijn doel. 

Een tegenstander maakt het de hoofdpersoon juist moeilijk. 

De rollen liggen niet vast! Alles kan plots veranderen...

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld: Spijt!
Wie was de hoofdpersoon?

Wie waren de bijfiguren?

Slide 14 - Tekstslide

Personage beschrijven


Als je een personage beschrijft, dan geef je vooral feiten weer. Daarnaast kun je ook je mening geven over een personage. Je legt uit of je een personage wel of niet sympathiek vindt en je geeft je oordeel over zijn of haar daden en meningen. 
Als je een personage uit een verhaal beschrijft, kijk je naar verschillende elementen:

  •  Het uiterlijk van het personage; 

  • Belangrijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond; 

  • Karaktereigenschappen die je opmaakt uit wat het personage doet, zegt en denkt; 

  • De relaties die het personage heeft met anderen in het verhaal. Relaties veranderen vaak in de loop van het verhaal.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden van karaktereigenschappen:

Deze lijst met woorden kan je op weg helpen om de karaktereigenschappen van personages te beschrijven:

Kijk in de methode voor meer!
Sociaal- op zichzelf 
Voorzichtig – avontuurlijk 
Gevoelig – bot 
Serieus, tobberig – zorgeloos 
Volgzaam – opstandig 
Dromerig – nuchter 
Heldhaftig, moedig – neemt geen risico 
Creatief – ordelijk 
Optimistisch – pessimistisch 
Behulpzaam – denkt vooral aan zichzelf 
Actief – lui 
Achterdochtig – goedgelovig 
Paniekerig – kalm 
Brutaal – beleefd 

Luidruchtig – stil 

Arrogant – bescheiden 

Agressief – vredelievend 

Slide 16 - Tekstslide

Recensies
Een tekst met daarin een beoordeling van een boek is een recensie. 

Een recensent verdient geld met het lezen van boeken en het schrijven van recensies voor kranten, tijdschriften of websites.

Recensies zijn subjectieve teksten, waarin de schrijver zijn mening geeft over een boek. Een goede recensent geeft argumenten voor zijn mening en is deskundig doordat hij veel kennis heeft van boeken.
Waarom bestaan er recensies?

Recensies helpen lezers bij hun besluit om een boek wel of niet te kopen en te lezen. 

Recensies zijn belangrijk voor schrijvers. Als een boek goede recensies krijgt, met een positieve beoordeling, worden er van dat boek meer exemplaren verkocht. Slechte recensies zorgen voor minder kopers en lezers. 

Slide 17 - Tekstslide

Een recensie heeft een vaste opbouw die bestaat uit de volgende onderdelen: 

  • De gegevens van het boek: auteur, titel, uitgever, verkoopprijs; soms ook het genre, het aantal pagina’s, de leeftijd van de doelgroep. De gegevens staan vaak in de inleiding;
  • Een indruk van de inhoud van het verhaal. De recensent vertelt wie de hoofdpersoon is, welk probleem hij of zij heeft, in welke tijd of situatie het verhaal zich afspeelt en probeert in een of enkele woorden te zeggen waar het verhaal over gaat. 

  • Een bespreking van de pluspunten en minpunten van het verhaal. Hierbij let de recensent op allerlei onderdelen: de inhoud van het verhaal, de manier van schrijven, de spanning, de personages, de afloop of hoe origineel het verhaal is. In elk geval kijkt de recensent vooral hoe goed de auteur zijn of haar werk heeft gedaan; 
  • Een eindoordeel. Deze conclusie staat vaak in de laatste alinea. Soms is er ook een conclusie in de vorm van een cijfer of een aantal sterren. Veel recensies gebruiken hiervoor een schaal met vijf sterren.  

Slide 18 - Tekstslide

Wie is het belangrijkste personage in een verhaal?
A
Bijfiguur
B
Tegenstander
C
Helper
D
Hoofdpersoon

Slide 19 - Quizvraag

Hoe kun je een hoofdpersoon herkennen?
A
Hij of zij wordt kort beschreven
B
Het verhaal draait meestal om zijn of haar gevoelens en gedachten
C
De hoofdpersoon is vaak dromerig en niet nuchter
D
Hij of zij geeft geen invloed op het verloop van het verhaal

Slide 20 - Quizvraag

Wat is vaak. het doel van een hoofdpersoon in een verhaal?

A
Een ander personage helpen
B
Het verhaal afsluiten
C
Een probleem oplossen of een opdracht voltooien
D
De recensent tevreden stellen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een rol die een bijfiguur kan hebben in een verhaal?
A
Alleen maar een tegenstander
B
Niet bijdragen aan het verhaal
C
Een helper of een tegenstander
D
Het verhaal volledig uit hun perspectief vertellen

Slide 22 - Quizvraag

Wat beschrijft een recensent vaak in een recensie?
A
Alleen de verkoopprijs van het boek
B
Een samenvatting van het hele boek zonder eigen mening
C
Zijn mening over het boek met argumenten
D
Het persoonlijke leven van de auteur

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van een recensie?
A
De recensent blijft volledig objectief
B
De recensie bevat alleen feiten, geen meningen
C
De recensent geeft zijn mening en onderbouwt deze met argumenten.
D
De recensent noemt alleen de slechte punten van een verhaal

Slide 24 - Quizvraag

Welke elementen worden vaak gebruikt om een personage te beschrijven?
A
Alleen de naam en leeftijd van het personage
B
Uiterlijk, eigenschappen, relaties en leeftijd van de recensent
C
Het aantal boeken waarin het personage voorkomt
D
Uiterlijk, belangrijke kenmerken, karaktereigenschappen en relaties

Slide 25 - Quizvraag

Waarom zijn recensies belangrijk voor schrijvers?

A
Ze geven schrijvers nieuwe ideeën voor verhalen
B
Ze zijn belangrijker dan de inhoud van het boek zelf
C
Goede recensies zorgen vaak voor meer boekverkoop
D
Ze worden alleen door de schrijver gelezen

Slide 26 - Quizvraag

Goed gewerkt!
Zijn er nog vragen???

Slide 27 - Tekstslide

Aan het werk!




We gaan aan de slag met de opdrachten van blok 3: Fictie
Ben je klaar? Steek je vinger op

Slide 28 - Tekstslide

Vooruitblik
Volgende week:



De opdrachten van Blok 3: Fictie moeten af zijn !
Blok 5: Fictie

                                                                 


Slide 29 - Tekstslide