K2A Persoonlijk bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk en bezittelijkvoornaamwoord
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk en bezittelijkvoornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een  persoon, dier of ding.
(hij, zij, het, mij, me, je, jou, u, wij, we, ze
                 maar ook ons, jullie, hen, haar)

Slide 3 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoorden
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan
van wie iets is. (BEZIT)
(mijn, zijn, haar, onze, uw, hun
maar ook ons en jullie)

Slide 4 - Tekstslide

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij, hem

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, uw, ons
B
Ik, jij, hij, zij, wij
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 6 - Quizvraag

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 8 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem

Slide 9 - Quizvraag

Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou

Slide 11 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 12 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Jouw
Jullie
Uw
Wij
Hun
Ik

Slide 13 - Sleepvraag

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem

Slide 14 - Sleepvraag

Aan de slag met: 
KT: Opdr. 1 - 6 op blz. 210 en 211

TH: opdr. 1- 5 blz. 206 en 207
Volgende les kijken we na

Slide 15 - Tekstslide