Persoonlijk bezittelijk voornaamwoord les 1 klas 2
Nederlands
Welkom!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Welkom!
Slide 1 - Tekstslide
Planning
1. Lezen
2. Uitleg
3. Aan de slag!
4. Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Hoe zit je er op dit moment bij?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Lezen
timer
15:00
Slide 4 - Tekstslide
Wat hebben we al gedaan?
Voegwoorden herkennen/Opbouw van Alinea's
Slide 5 - Tekstslide
Voegwoorden
Voegen 2 zinnen of een aantal woorden samen. Zorgen er voor dat de zin blijft lopen.
Voorbeelden:
Maar/Tenzij/En/Of
Slide 6 - Tekstslide
Alinea's
Alinea's verdelen een tekst in verschillende onderdelen. Ze houden een tekst leesbaar. Een alinea heeft altijd een kernzin die de belangrijkste informatie van de alinea vertelt.
Slide 7 - Tekstslide
Uitleg
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
Wat is een persoonlijk
voornaamwoord?
Slide 11 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
Slide 13 - Tekstslide
bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn
Slide 14 - Tekstslide
Zij heeft aan hem verkering gevraagd.
Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem
Slide 15 - Quizvraag
Weet je nog wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Zoek het persoonlijk voornaamwoord.
A
hem
B
ik
C
haar
D
mijn
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar
Slide 17 - Quizvraag
Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quizvraag
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is... / De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 19 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem
Slide 20 - Quizvraag
Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Laatste opdrachten
Als afsluiter doen we de volgende opdrachten in
Slide 22 - Tekstslide
Ik heb ze van Madelon geleend.
het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze
Slide 23 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou
Slide 24 - Sleepvraag
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij
Slide 25 - Sleepvraag
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Jouw
Jullie
Uw
Wij
Hun
Ik
Slide 26 - Sleepvraag
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem
Slide 27 - Sleepvraag
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Hij
Zijn
Dat
Het
Hun
Mijn
Die
Slide 28 - Sleepvraag
Grammatica woordsoorten
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
Slide 29 - Tekstslide
bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar?
Hun
auto
is
duurder
Slide 30 - Sleepvraag
Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.