1 Je kent minstens 5 nieuwe woorden die met 'Zukunft' te maken hebben
Programm
1 huiswerk bespreken
2 Wortschatz: blooket
3 herhalen naamvallen (quiz)
4 zelfstandig werken aan opdrachten
timer
7:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Lernziel
1 Je kent minstens 5 nieuwe woorden die met 'Zukunft' te maken hebben
Programm
1 huiswerk bespreken
2 Wortschatz: blooket
3 herhalen naamvallen (quiz)
4 zelfstandig werken aan opdrachten
timer
7:00
Slide 1 - Tekstslide
10 Minuten still lesen
H Lesen zu Kapitel 5
Was? Mache die Aufgabe 45
Hilfsmittel: Lernliste D-N Teil H
Bitte einloggen in Lessonup
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Hausaufgaben zu Kapitel 5
Gemacht: die Aufgaben 5 und 6!
Gelernt: Lernliste N-D bis zu 'samenwerken'
Bespreek de antwoorden met je buurvrouw/-man.
Verschillende antwoorden?
Leg elkaar uit, beargumenteer en kies.
Ergebnis: alle antwoorden zijn correct
timer
2:00
Slide 3 - Tekstslide
Quiz: Naamvallen
Nominativ, Dativ oder Akkusativ?
Pak je naamvallenschema en het stappenplan erbij
timer
1:00
Slide 4 - Tekstslide
Akkusativ =
A
1ste naamval of onderwerp
B
3de naamval of meewerkend
C
4de naamval of lijdend voorwerpvoorwerp
Slide 5 - Quizvraag
Dativ =
A
1ste naamval of onderwerp
B
3de naamval of meewerkend
C
4de naamval of lijdend voorwerpvoorwerp
Slide 6 - Quizvraag
Ich fahre mit meiner Familie (v) nach Spanien. meiner Familie = ?
A
Akkusativ vanwege voorzetsel
B
Dativ vanwege voorzetsel
C
Dativ vanwege ontleden
D
Akkusativ vanwege ontleden
Slide 7 - Quizvraag
Ich werde morgen meine Freundin anrufen. Meine Freundin =
A
Akkusativ vanwege voorzetsel
B
Dativ vanwege voorzetsel
C
Dativ vanwege ontleden
D
Akkusativ vanwege ontleden
Slide 8 - Quizvraag
Stappenplan naamvallenschema
Ja naamval pers. vnw
Voorzetsel
Nee ontleden geslacht
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Aufgabe 32 zu F Sprechen
Arbeitet zu zweit. Einer stellt die Fragen mithilfe der Sprachmittel auf Deutsch, der andere antwortet mit Sätzen aus den Sprachmitteln. Wechselt die Rollen.
1 Wat wil je later worden?
2 Wat wil je na school gaan doen?
3 Wat is jouw droomberoep?
4 Wat is jouw grootste droom?
Ergebnis: fließend gesprochen
timer
5:00
Slide 12 - Tekstslide
Aufgabe 33 zu F Sprechen
Rolle A
1. jij – na school doen?
3. interesseren – ook voor mensen
5. willen – met mensen werken
Rolle B
2. willen – eerst reizen – interesseren voor Azië
4. jouw droomberoep?
6. misschien verpleegkundige?
Slide 13 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Wähle aus:
1 Hausaufgaben
Die Aufgaben 5 und 6 zu B Wortschatz (K 5)
Mit wem? Alleine oder mit deiner Nachbarin/deinem Nachbar