Trema, apostrof, accent

Spelling
Trema, apostrof, accent
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling
Trema, apostrof, accent

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet je wanneer je een trema, apostrof en accent gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Tegen welke problemen liep je aan bij het maken van je huiswerk?

Slide 3 - Open vraag

Trema
Hoe spreek je deze woorden uit? 
coordinatie, discussieren, beinvloeden.
Hoe kun je voorkomen dat deze woorden verkeerd worden uitgesproken? Door een trema toe te voegen bij klinkerbotsing.
Is er geen uitspraakprobleem? Dan gewoon aaneen schrijven. 
Gediscussieerd, geolied, draaiing.

Slide 4 - Tekstslide

coordinatie 

officieel 
officiele 
poezie
patient
mecanicien 
museum
dieet
Met trema
Zonder trema

Slide 5 - Sleepvraag

Accent
Zorgt ervoor dat je het woord op de juiste manier uitspreekt.
café, crème, enquête, hé
Accent aigu: streepje naar rechts
cliché, logé
Accent grave: streepje naar links
barrière, caissière, carrière
Accent circonflexe: dakje
enquête, crêpe (Franse leenwoorden)

Slide 6 - Tekstslide

enquete 
premiere
acne
defile
genant
sate
abonnee
Met accent 
Zonder accent 

Slide 7 - Sleepvraag

ê
é
è
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe

Slide 8 - Sleepvraag

Welk accent bevat dit woord?

blèren
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 9 - Quizvraag

Welk accent bevat dit woord?

coupé
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 10 - Quizvraag

Welk accent bevat dit woord?

frêle
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 11 - Quizvraag

Apostrof
Als één of meer letters zijn weggelaten.
's Gravenhage. Ik heb 'm net nog in 't buurthuis zien zitten. 's Avonds. De Elfstedentocht van '97.
Bij bezitsaanduiding als de naam eindigt op een s-klank of lange klinker.
Anna's tas. Max' Playstation. Gaby's huiswerk. Joyce' huis.
Na cijfers, afkortingen en afleidingen.
vmbo'er, A4'tje, mp3'tje

Slide 12 - Tekstslide

De hoofdstad van Noord-Brabant is
s Hertogenbosch
A
goed
B
met apostrof
C
met streepje
D
met apostrof en streepje

Slide 13 - Quizvraag

Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 14 - Quizvraag

Waar schrijf je een apostrof?
A
Tims vader
B
Lisas vader

Slide 15 - Quizvraag

Waar schrijf je een apostrof?
A
Jessys vader
B
Jesses vader

Slide 16 - Quizvraag

Welke namen hebben, als ze een bezitsaanduiding zijn, een apostrof nodig?
WEL
Jordy
Naomi
Dennis
Maaike

Slide 17 - Sleepvraag

Wanneer gebruik je een apostrof?
WEL
Als 1 of meer letters zijn weggelaten.
na cijfers en afkortingen
na alle woorden die eindigen op een i, a, o, u of y.
bij bezitsvormen

Slide 18 - Sleepvraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 19 - Open vraag

Aan het werk
Maak opdracht 3 t/m 8 en 10 van paragraaf 4.9 (vanaf blz. 67 in boek B)

Slide 20 - Tekstslide