Mensen lijken echt in wat ze denken, doen en zeggen.
Mensen lijken onecht in wat ze denken, doen of zeggen.
De omgeving lijkt echt.
De wereld is verzonnen.
Gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.
Gebeurtenissen zijn wel heel erg toevallig.
Er komen mensen en plaatsen in voor die echt (hebben) bestaan.
Er komen verzonnen wezens en fantasiefiguren in voor.
Problemen en oplossingen zijn zoals in het echte leven
Problemen en oplossingen zijn onvoorstelbaar.
De afloop van het verhaal is logisch en zou echt kunnen.
De afloop van het verhaal is te mooi om waar te zijn.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Noteer twee dingen die het verhaal realistisch maken.
Slide 5 - Open vraag
1. We bekijken samen het filmpje over Piet Mondriaan
en schrijf in je schrift wat je herkent van zijn werk aan de voorkant van
het boek.
2. Leg uit aan de hand van het filmpje wat je herkent in het verhaal van
Mr. Orange en het verhaal daardoor realistischer maakt.
Slide 6 - Tekstslide
Wat doen we deze les?
We bespreken het huiswerk;
We bespreken hoe je je leeservaring kunt beschrijven;
Jullie maken opdracht 11 (blz. 24) + schrijven over een bijzondere dag afgelopen week in dagboekvorm of een verslagje van je eerste week op het Van Maerlant (Hoe was deze eerste week?).
Slide 7 - Tekstslide
Lesdoelen
Jullie kunnen je leeservaring van een verhaal schrijven aan de hand van beoordelingswoorden;
Jullie kunnen de eerste week op het Van Maerlantlyceum beschrijven of een dagboekbladzijde schrijven over een bijzondere dag van je eerste week op je nieuwe school.
Slide 8 - Tekstslide
Je leeservaring beschrijven.
Slide 9 - Tekstslide
Leeservaring beschrijven
Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het maakt je vrolijk of nieuwsgierig. Wat de hoofdpersoon overkomt maakt je verdrietig of je maakt je ergens boos over. Het verhaal laat je even alles vergeten of verveelt je. Dit is je leeservaring. Die is voor iedereen anders. Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen en uit te leggen.
spannend
saai
laat me meeleven
doet me niets
maakt me nieuwsgierig naar de afloop
is voorspelbaar
laat me alles even vergeten
kan me niet boeien
geheimzinnig
helder
maakt me verdrietig
maakt me vrolijk
veel actie
gebeurt weing in
leest moeilijk
leest makkelijk
Slide 10 - Tekstslide
bij opdracht 11 ga je je leeservaring beschrijven (wat het boek met je doet).
Je denkt terug aan "Het ongemakkelijke...Larsen".
Je gebruikt de theorie in je boek (blz. 24) en je gebruikt tweebeoordelingswoorden.
Leg ook uit waarom je deze woorden vindt passen bij het boek.
Slide 11 - Tekstslide
Bijvoorbeeld:
Dit verhaal maakt mij nieuwsgierig naar de afloop, want ik ben benieuwd of het Henry gaat lukken om weer wat gelukkiger te worden. Ook vind ik het geheimzinnig wat er voor ergs gebeurd is op de oude school van Henry, wat is HET?
Slide 12 - Tekstslide
In de eerste schrijfopdracht ga je een verslagje schrijven over je eerste week op het Van Maerlant.
Je mag ook een dagboekbladzijde over een bijzondere dag schrijven.
Je gebruikt minstens 100 woorden.
Je mag dit in je schrift schrijven of in een worddocument. Sla je opdracht op in je mapje van Nederlands. Schrijfopdracht 1.
Slide 13 - Tekstslide
Zet in je agenda huiswerk maandag
(blz. 24). Maak opdr. 11 + de eerste schrijfopdracht
(Hoe was je eerste week op het VML of een
dagboekbladzijde over een dag van deze
eerste week.)
Ben je klaar: werk aan het werkblad. - haal bij mij op!
Slide 14 - Tekstslide
Personen beschrijven
Als je een persoon in een verhaal beschrijft, let je op:
1. het uiterlijk van de persoon (lichaam, gezicht, haar, kleding). Soms wordt er veel veel over
gezegd, soms maar heel weinig.
2. belangrijkekenmerken (bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid, arm of rijk).
3. de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt.