In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Nieuwsbegrip bijentelling
Slide 1 - Tekstslide
Leestekst
Lees de tekst en beantwoord de vragen
Slide 2 - Tekstslide
1: Wat is de aanleiding voor het schrijven van deze tekst? Hulpvraag 1a: Wat is de titel van de tekst? Hulpvraag 1b: Wat staat er in het weekend van 23/24 april te gebeuren in Nederland?
Slide 3 - Open vraag
2: Welke twee zaken zorgen ervoor dat de bij gezien wordt als knuffeldier? Hulpvraag 2: Het woord knuffeldier wordt twee keer genoemd in dit tekstdeel onder het kopje ‘De status van knuffeldier’. Daarna volgt een uitleg waarom de bij gezien wordt als knuffeldier.
Slide 4 - Open vraag
Waarom is het belangrijk te weten hoeveel bijen er zijn in Nederland? Hulpvraag 3a: Lees de alinea nogmaals. Hulpvraag 3b: De sleutelvraag wordt letterlijk gesteld bij de start van de alinea. Na een vraag in een tekst volgt spoedig het antwoord.
Slide 5 - Open vraag
4: Hoe kun je deelnemen aan de Nationale Bijentelling? Hulpvraag 4a: Lees de alinea nogmaals. Hulpvraag 4b: Wat betekent ‘in kaart brengen’ (r. 38)?
Slide 6 - Open vraag
5: Wat is lastig aan deelnemen aan de Nationale Bijentelling? Hulpvraag 5: Lees regel 40-42 nogmaals.
Slide 7 - Open vraag
6: Waarom nuanceert Koos Biesmeijer het hoge aantal getelde bijen in 2021? Hulpvraag 6: Lees regel 48 – 50 opnieuw.
Slide 8 - Open vraag
7: Wat kunnen wij doen om de bijenstand positief te beïnvloeden? Hulpvraag 7: In regel 55 wordt deze vraag letterlijk gesteld. Het antwoord volgt zoals je weet snel na de vraag.
Slide 9 - Open vraag
Woordkennis
Eens kijken hoeveel betekenissen van moeilijke woorden we uit de tekst kunnen halen...
Slide 10 - Tekstslide
r17. het jargon
A
goed voorbereid zijn
B
de vaktaal, de woorden die bij een bepaald vak of bij een bepaalde groep horen
C
het geld dat een bedrijf binnenhaalt met de verkoop van producten
D
doen wat bij je naam past
Slide 11 - Quizvraag
r5. goed beslagen ten ijs willen komen
A
goed voorbereid zijn
B
de vaktaal, de woorden die bij een bepaald vak of bij een bepaalde groep horen
C
het geld dat een bedrijf binnenhaalt met de verkoop van producten
D
doen wat bij je naam past
Slide 12 - Quizvraag
r25. zijn naam eer aandoen
A
goed voorbereid zijn
B
de vaktaal, de woorden die bij een bepaald vak of bij een bepaalde groep horen
C
het geld dat een bedrijf binnenhaalt met de verkoop van producten
D
doen wat bij je naam past
Slide 13 - Quizvraag
r23. De omzet
A
goed voorbereid zijn
B
de vaktaal, de woorden die bij een bepaald vak of bij een bepaalde groep horen
C
het geld dat een bedrijf binnenhaalt met de verkoop van producten
D
doen wat bij je naam past
Slide 14 - Quizvraag
r31. monotoon
A
eentonig, met weinig variatie
B
verbaasd zijn over iets
C
snel, vlug
D
een klein verschil aanbrengen
Slide 15 - Quizvraag
r39. versteld staan
A
eentonig, met weinig variatie
B
verbaasd zijn over iets
C
snel, vlug
D
een klein verschil aanbrengen
Slide 16 - Quizvraag
r48. nuanceren
A
eentonig, met weinig variatie
B
verbaasd zijn over iets
C
snel, vlug
D
een klein verschil aanbrengen
Slide 17 - Quizvraag
r40. rap
A
eentonig, met weinig variatie
B
verbaasd zijn over iets
C
snel, vlug
D
een klein verschil aanbrengen
Slide 18 - Quizvraag
Kijkvragen
Bekijk de uitzending van het Jeugdjournaal en beantwoord de vragen.
Slide 19 - Tekstslide
Hoeveel verschillende bijensoorten zijn er in Nederland? (Noteer alleen het getal)
Slide 20 - Open vraag
Welke bijensoort werd het meest geteld?
Slide 21 - Open vraag
Hoeveel zijn er vorig jaar geteld? Meer dan ... (noteer in cijfers)
Slide 22 - Open vraag
Waarom zijn bijen belangrijk?
Slide 23 - Open vraag
Hoeveel procent van onze voedingsgewassen zijn afhankelijk van bijen? (in letters)