Hoeveel verschillende bijensoorten zijn er in Nederland?
Slide 3 - Open vraag
Hoe kan het dat het niet goed gaat met de bijen?
Slide 4 - Open vraag
Welke bijensoort werd het meest geteld?
Slide 5 - Open vraag
Waarom zijn bijen belangrijk?
Slide 6 - Open vraag
Leestekst
Lees de tekst en beantwoord de vragen
Slide 7 - Tekstslide
1: Wat is de aanleiding voor het schrijven van deze tekst? Hulpvraag 1a: Wat is de titel van de tekst? Hulpvraag 1b: Wat staat er in het weekend van 23/24 april te gebeuren in Nederland?
Slide 8 - Open vraag
2: Welke twee zaken zorgen ervoor dat de bij gezien wordt als knuffeldier? Hulpvraag 2: Het woord knuffeldier wordt twee keer genoemd in dit tekstdeel onder het kopje ‘De status van knuffeldier’. Daarna volgt een uitleg waarom de bij gezien wordt als knuffeldier.
Slide 9 - Open vraag
Waarom is het belangrijk te weten hoeveel bijen er zijn in Nederland? Hulpvraag 3a: Lees de alinea nogmaals. Hulpvraag 3b: De sleutelvraag wordt letterlijk gesteld bij de start van de alinea. Na een vraag in een tekst volgt spoedig het antwoord.
Slide 10 - Open vraag
4: Hoe kun je deelnemen aan de Nationale Bijentelling? Hulpvraag 4a: Lees de alinea nogmaals.
Slide 11 - Open vraag
5: Wat is lastig aan deelnemen aan de Nationale Bijentelling?
Slide 12 - Open vraag
6: Waarom nuanceert Koos Biesmeijer het hoge aantal getelde bijen in 2021? Hulpvraag 6: Lees regel 62 – 64 opnieuw.
Slide 13 - Open vraag
7: Wat kunnen wij doen om de bijenstand positief te beïnvloeden? Hulpvraag 7: In regel 71 wordt deze vraag letterlijk gesteld. Het antwoord volgt zoals je weet snel na de vraag.
Slide 14 - Open vraag
Woordkennis
Eens kijken hoeveel betekenissen van moeilijke woorden we uit de tekst kunnen halen...
Slide 15 - Tekstslide
r22. het jargon
A
goed voorbereid zijn
B
de vaktaal, de woorden die bij een bepaald vak of bij een bepaalde groep horen
C
het geld dat een bedrijf binnenhaalt met de verkoop van producten
D
doen wat bij je naam past
Slide 16 - Quizvraag
r6-7. goed beslagen ten ijs willen komen
A
goed voorbereid zijn
B
de vaktaal, de woorden die bij een bepaald vak of bij een bepaalde groep horen
C
het geld dat een bedrijf binnenhaalt met de verkoop van producten
D
doen wat bij je naam past
Slide 17 - Quizvraag
r32-33. zijn naam eer aandoen
A
goed voorbereid zijn
B
de vaktaal, de woorden die bij een bepaald vak of bij een bepaalde groep horen
C
het geld dat een bedrijf binnenhaalt met de verkoop van producten
D
doen wat bij je naam past
Slide 18 - Quizvraag
r29. De omzet
A
goed voorbereid zijn
B
de vaktaal, de woorden die bij een bepaald vak of bij een bepaalde groep horen
C
het geld dat een bedrijf binnenhaalt met de verkoop van producten