Zinnen maken, eenvoudig, 1 werkwoord.

Zinnen maken
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2 schrijvenISK

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zinnen maken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke delen bestaat een zin?

Slide 2 - Woordweb

Goede antwoorden NT2/A1:

onderwerp(wie, wat)
persoonsvorm/werkwoord (wat DOET het onderwerp)
punt
hoofdletter
wat, hoe, wanneer, waarmee, waarom
tweede werkwoord

Zet ze in de goede volgorde
De jongen
naar school
loopt
.

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet ze in de goede volgorde
kopen
Wij
kleren
.

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet ze in de goede volgorde
een boek
leest
De man
.

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet ze in de goede volgorde
morgen
Ik
ga
naar school
.

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet ze in de goede volgorde
vragen stellen
altijd
Jullie
kunnen
.

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is in de goede volgorde geschreven?
A
De jongen naar school fietst.
B
Naar school fietst de jongen.
C
De jongen fietst naar school.
D
Fietst naar school de jongen.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is in de goede volgorde geschreven?
A
Jullie hebben morgen vrij.
B
Vrij hebben morgen jullie.
C
Jullie hebben vrij morgen.
D
Morgen jullie vrij hebben.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is in de goede volgorde geschreven?
A
Ik een fiets krijg morgen.
B
Morgen ik krijg een fiets.
C
Ik krijg morgen een fiets.
D
Ik morgen krijg een fiets.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet ze in de goede volgorde
gaan
op de fiets
Kinderen
naar school
.

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet ze in de goede volgorde
naar school
gaan
in Nederland
op de fiets
kinderen
.

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet ze in de goede volgorde
Nederlands
zij
op school
heel snel
leert
.

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten zinnen
Gewone hoofdzin: Zij leert Nederlands in Hoofddorp.
Hoofdzin met inversie: In Hoofddorp leert zij Nederlands.
Ja/nee-vraag: Leert zij Nederlands in Hoofddorp?
Vraagwoord-vraag: Waar leert zij Nederlands?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkblad
Je krijgt nu een werkblad met oefeningen.

Janea, Vlad, Dominic en Olena maken alleen de ACHTERKANT en starten daarna op de computer. (oefeningen met vragen stellen)
website: NT2Taalmenu > A1-beginners > grammatica > gesloten vragen > oefening 1 t/m 6

De rest maakt eerst werkblad 1 en daarna op computer (als er tijd over is)
Klaar? Werkblad Vraagzinnen maken

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies