Huishoudboekje opdracht inkomsten en uitgaven

Persoonlijke uitgaven
Kleine uitgaven voor een persoon in het gezin

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijke uitgaven
Kleine uitgaven voor een persoon in het gezin

Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijke uitgaven
Kleinere uitgaven bestemd voor één persoon uit een gezin.


Slide 2 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven 
Zijn de gewone uitgaven die je voor je huishouden doet.

Voorbeelden:
De boodschappen
Uitgaan 
Persoonlijke verzorging

Slide 3 - Tekstslide

Benzine tanken hoort bij de ...
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven

Slide 4 - Quizvraag

Een voorbeeld van 'Persoonlijke uitgaven':
A
Voetbalschoenen
B
Een nieuwe fiets
C
Wasmiddel
D
Wortels

Slide 5 - Quizvraag

Toiletartikelen vallen onder..
A
Vaste lasten
B
Reserveringsgeld
C
Huishoudelijke uitgaven

Slide 6 - Quizvraag

Vaste lasten
  • Huur;
  • Abonnementen;
  • Gas, water en licht.



Regelmatig terugkerende uitgaven!

Slide 7 - Tekstslide

Incidentele uitgaven
Zijn uitgaven die je niet zo vaak doet, of waarvoor je moet sparen. 

Onverwacht en onregelmatig. Het is verstandig om er geld voor te reserveren/sparen.

Voorbeelden: reparatie van de koelkast of auto, een winterjas, een verre reis of een verkeersboete.

Slide 8 - Tekstslide

Een nieuwe jas?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven

Slide 9 - Quizvraag

Het kopen van een zeiljacht valt onder...
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 10 - Quizvraag

Tot welke groep uitgaven behoort je abonnementskosten van je telefoon?
A
Totale uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 11 - Quizvraag

Huur valt onder
A
Vaste lasten
B
Reserveringsgeld
C
Huishoudelijke uitgaven

Slide 12 - Quizvraag

incidentele uitgaven
vaste uitgaven

Slide 13 - Sleepvraag

Prioriteiten
Je kunt niet in al je behoeften voorzien doordat middelen schaars zijn. Je moet keuzes maken.

Bepalen wat je het belangrijkste vindt, noem je prioriteiten stellen.

Slide 14 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven 
Zijn de gewone uitgaven die je voor je huishouden doet.

Voorbeelden:
De boodschappen
Uitgaan 
Persoonlijke verzorging

Slide 15 - Tekstslide

Gebruiksgoederen

(vaak gebruiken)

Verbruiksgoederen

(een/enkele keren gebruiken)

Slide 16 - Tekstslide

wat zijn gebruiksgoederen?
A
een appel
B
benzine
C
een pen
D
computer

Slide 17 - Quizvraag

Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen
C
goede goederen
D
langeduur goederen

Slide 18 - Quizvraag

Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen

Slide 19 - Sleepvraag

Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen

Slide 20 - Sleepvraag

automatische incasso
Toestemming geven om bedragen van je bankrekening af te schrijven.

Slide 21 - Tekstslide

'Prioriteiten stellen' betekent:
A
Kiezen wat je het leukst vindt
B
Kiezen wat je het belangrijkst vindt
C
Kiezen wat je het lekkerst vindt
D
Kiezen wat je het stomst vindt

Slide 22 - Quizvraag

uitgaven
  • Vaste lasten = uitgaven die steeds terug komen en bijna altijd even hoog zijn


  • Incidentele lasten = uitgave die je af en toe doet.

Slide 23 - Tekstslide

Wat voor geldtype ben jij?
Ga naar deze site toe.
  • https://scholieren.nibud.nl/geldtypetest/11-14-jaar/

  • Vul de vragen in. Daarna ga je weer terug naar de LessonUp.

Slide 24 - Tekstslide

Wat voor geldtype ben jij?

Slide 25 - Open vraag

Wat ga je doen?  
Je gaat de opdracht "Huishoudboekje maken"
Je hebt twee lesuren om deze af te ronden.
Eerst ga je  een film bekijken.

Slide 26 - Tekstslide

Je bekijkt zo meteen een film
Gebruik hiervoor je oortjes zodat niemand last van je heeft.

Slide 27 - Tekstslide

0

Slide 28 - Video

5.3 Sparen en interen
Een budget = vast bedrag voor bepaalde uitgaven

'potje' voor vakantie of een 'potje' voor boodschappen

Heb je geld over dan kan je sparen, heb je tekort dan moet je van spaargeld opnemen (interen)

Slide 29 - Tekstslide

Sparen en interen
Zijn je werkelijke uitgaven lager dan het budget, dan houd je geld over. Het is verstandig om dit overschot te sparen.

Zijn je werkelijke uitgaven hoger dan het budget, dan kom je geld tekort en moet je interen op je spaargeld. Hierdoor ontstaan financiële problemen!

Slide 30 - Tekstslide

Gevolgen
Uitgaven < budget
- hou je geld over
- sparen

Uitgaven > budget
- teer je in om je spaargeld
- ontstaan er financiele problemen -> evt. lenen

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Wat is budgetteren?
Budgetteren:
het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven

Slide 33 - Tekstslide

Budgetteren
(per maand)
Inkomsten
Budget
Nieuw budget
Loon
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Sparen
Totaal

Slide 34 - Tekstslide

Wat is budgetteren?
A
Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
B
een (financieel) plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven

Slide 35 - Quizvraag

Budgetteren is
A
Inkomsten en uitgaven afstemmen
B
Minder geld uitgeven dan er binnen komt

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Video

Het huishoudboekje
- Een huishoudboekje is een boekje waar jouw inkomsten en uitgaven in staan

- In een huishoudboekje staan alle inkomsten en uitgaven per periode opgesplitst 
(bijv. per maand/week/jaar)

- In een huishoudboekje kun je zien aan welke soorten goederen en diensten jij geld uitgegeven hebt
(bijv. kleding, boodschappen en telefoon)

- Met een huishoudboekje kun je snel kijken aan welke goederen en diensten jij de ene maand meer geld uitgegeven hebt dan in een andere maand






Slide 38 - Tekstslide

Positief of negatief?
- Zijn de inkomsten groter dan de uitgaven --> positief resultaat

- Zijn de uitgaven groter dan de inkomsten --> negatief resultaat

Slide 39 - Tekstslide

Hoe werk je in het bestand?
  1. Het bestand kan je vinden in it's learning onder Planner
  2. je download het word bestand "project huishoudboekje"
  3. je slaat deze op je laptop
  4. daarna open je dit bestand weer
  5. je kan nu de antwoorden in het word document maken
  6. Uiteindelijk lever je opdracht in via It's learning
  7. Je krijgt een cijfer voor het invullen de opdracht huishoudboekje. 


Slide 40 - Tekstslide