H2,4 - Elektriciteit en veiligheid

§ 2.4 - Elektriciteit en veiligheid
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

§ 2.4 - Elektriciteit en veiligheid

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen voor vandaag
  • Leerling weet wat een enkele en dubbele isolatie is en kan dit uitleggen
  •  Leerling weet wat een aardlekschakelaar is en hoe deze werkt?
  • Leerling weet waarom we randaarde gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

QUIZ !

Slide 3 - Tekstslide

Wat is spanning?
A
de hoeveelheid energie die elektronen meekrijgen
B
Elektrische deeltjes die energie vervoeren.
C
het aantal elektronen dat per seconde door de stroomkring gaat.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is stroomsterkte?
A
de hoeveelheid energie die elektronen meekrijgen
B
Elektrische deeltjes die energie vervoeren.
C
het aantal elektronen dat per seconde door de stroomkring gaat.

Slide 5 - Quizvraag

Sleep naar de juiste plaats
R
 E
t
I
W
J
A
s
V
Ohm
Watt
Joule
Volt

Slide 6 - Sleepvraag

Welke twee dingen kan een transformator?
A
een transformator kan gelijkspanning omhoog transformeren
B
een transformator kan gelijkspanning omlaag transformeren
C
een transformator kan wisselspanning omhoog transformeren
D
een transformator kan wisselspanning omlaag transformeren

Slide 7 - Quizvraag


A
Transformator A heeft een grotere uitgangsspanning als transformator B
B
Transformator B heeft een grotere uitgangsspanning als transformator A
C
De uitgangsspanningen van beide transformatoren zijn even groot

Slide 8 - Quizvraag

Een transformator is nodig om de stroom van het net WEL / NIET te verhogen.
A
wel
B
niet

Slide 9 - Quizvraag


Het vermogen secundair P = U × I
Ps = 5 × 0,2 = 1 W 
Welke uitspraak is juist voor een ideale transformator?

A
Primaire vermogen is kleiner dan 1 W
B
Primaire vermogen is gelijk aan 1 W
C
Primaire vermogen is groter dan 1 W
D
Dat kun je niet weten

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verband tussen vermogen P en energie E?
A
E = P
B
E = P . t
C
E = P / t
D
E / t = P

Slide 11 - Quizvraag

Een huisinstallatie is te vergelijken met
A
Serie-schakeling
B
Gemengde schakeling
C
Parallel schakeling

Slide 12 - Quizvraag

Kortsluiting krijg je door
A
overbelasting
B
brand
C
direct contact tussen de fase en nuldraad
D
te kleine stromen

Slide 13 - Quizvraag

Kortsluiting of overbelasting?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting

Slide 14 - Quizvraag

Hoe heet de bruine draad?
A
nuldraad
B
+ draad
C
fasedraad
D
aardedraad

Slide 15 - Quizvraag

Welke draad kun je veilig aanraken? Er zijn meerde antwoorden mogelijk
A
bruin: fasedraad
B
blauw: nuldraad
C
groengeel: aardedraad
D
zwart: schakeldraad

Slide 16 - Quizvraag

Een gloeilamp zet in 10 minuten 60 000 J elektrische energie om in warmte en licht.
Het vermogen van deze gloeilamp is:
A
60 W
B
100 W
C
1000 W
D
6000 W

Slide 17 - Quizvraag

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 18 - Quizvraag

Gevaren elektriciteit
1) Brand bij kortsluiting of 
overbelasting.
2) Schok.


Slide 19 - Tekstslide

Lichaamsweerstand en contactweerstand

Hoe groot de stroom is hangt af van twee dingen:
1 - Hoe groot de spanning is
2 - Hoe groot de weerstand in je lichaam is

Totale weerstand is lichaamsweerstand en contactweerstand

Droge huid = hoge contact weerstand en natte huid =lage contactweerstand

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

  • Enkele en dubbele isolatie


  • Zekeringen

Slide 23 - Tekstslide

Meterkast
2. De groepenkast verdeelt de stroom in je huis
3. De zekeringen beveiligen je huis.
3. De aardlekschakelaar controleert of er evenveel stroom het huis ingaat als eruit.

Slide 24 - Tekstslide

Aardlekschakelaar 

Slide 25 - Tekstslide

randaarde

Slide 26 - Tekstslide

Een zekering beschermt tegen
A
Brandt
B
Kortsluiting
C
Overbelasting
D
Overbelasting en kortsluiting

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk
Opdrachten; 34 t/m 38, 40, 41 

Slide 28 - Tekstslide