V1B_werkwoordspelling les 4

Lezen: 10 minuten
Theorie: ong. 15 minuten
Zelfstandig werken: ong. 15 minuten

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen: 10 minuten
Theorie: ong. 15 minuten
Zelfstandig werken: ong. 15 minuten

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen heb je geleerd...
... hoe je de persoonsvorm (PV) in een zin kunt vinden.

.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd (VT) en de tegenwoordige tijd (TT) vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

... hoe je het onderwerp (OW) in een zin kunt vinden.


Slide 2 - Tekstslide

Het onderwerp
Het onderwerp =
wie of wat + persoonsvorm (PV)

Het onderwerp geeft aan wie iets doet: Kees loopt naar school.
Het onderwerp geeft aan wat iets doet: De stoel valt.
PV
PV
PV
PV

Slide 3 - Tekstslide

Het onderwerp
De meeste ouderen gaan ooit naar het bejaardentehuis
Wie/wat gaan? = de meeste ouderen
Dus niet: ouderen niet: meeste ouderen

Op de Kerstmarkt verkopen we een heleboel verkopen.  
Wie/wat verkopen? = we
Dus niet: wie/wat verkopen we)


Slide 4 - Tekstslide

Oefenen met het onderwerp
MOEITE MET HET VINDEN VAN HET ONDERWERP?
Maak dan deze opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes.
  1. onderwerp oefening 1
  2. onderwerp oefening 2
  3. onderwerp oefening 3



Slide 5 - Tekstslide

Hoe weet je of je in de tegenwoordige tijd 
de ik-vorm of de ik-vorm+t moet schrijven?
  • Je vult het werkwoord 'lopen' in. 
  • Als je bij 'lopen' een -t hoort, schrijf je bij alle andere werkwoorden ook een -t (ik-vorm+t). 
  • Als je bij 'lopen' geen -t hoort, schrijf je bij alle andere werkwoorden ook geen -t (ik-vorm). 

Slide 6 - Tekstslide

Welke regel pas je toe bij de persoonsvorm van 
zwakke werkwoorden in de verleden tijd?
  • Je gebruikt 't sexy fokschaap
  • of je maakt het woord langer en dan hoor je of je -te(n) of -de(n) schrijft.
  • bij straffen 'f' zit in 't sexy fokschaap >> +te(n)
  • de auto is beschadig...?? verlengen>> zij beschadigde de auto

Slide 7 - Tekstslide

Aan het eind van deze les ...
... hoe je het voltooid deelwoord (VD)op de juiste manier vervoegt (= op de juiste manier in een zin zet).

... hoe je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (VD BN) op de juiste manier vervoegt.

Slide 8 - Tekstslide

1:
Wat is de PV (tijd-/ getalproef) en het OW (wie/wat+ PV)


"Al mijn vrienden zijn verliefd"

"Mijn overburen en hun kinderen hebben last van lawaai."

"Het is beter om niet te veel vlees te eten."

"De schade voor het milieu schijnt enorm te zijn."
2:
Vul de juiste vorm van het werkwoord in (VT) en benoem het onderwerp dat erbij hoort

"Peter vroeg of ik hem wilde helpen, maar ik ____er niet over." (peinzen)

"______ Frank en Freya bij dezelfde halte ____"? (uitstappen)

"De stiekeme snoepers dachten zeker dat wij niets _____!"(vermoeden)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Sterke ww met vdw die op -en eindigen
Sterke ww met vdw die niet 
op -en eindigen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm (PV) en het onderwerp (OW)

"De schade voor het milieu schijnt enorm te zijn."

Slide 13 - Open vraag

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort
Peter vroeg of ik hem wilde helpen, maar ik __________ er niet over. (peinzen)

Slide 14 - Open vraag

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

__________ Frank en Freya bij dezelfde halte __________? (uitstappen)

Slide 15 - Open vraag

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

De stiekeme snoepers dachten zeker dat wij niets __________!(vermoeden)

Slide 16 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm (PV) en het onderwerp (OW)

"Ik moet de ware nog ontmoeten!"

Slide 17 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Ik dacht niet goed na.

Slide 18 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

De verliezende finalisten van 2010 kwalificeerden zich voor het WK.

Slide 19 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Mijn zusje en ik mogen nu na tien uur ‘s avonds niet meer naar buiten gaan.

Slide 20 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Help me overeind!

Slide 21 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Vind jij ook niet dat ik veel verdien, vergeleken met wat hij __________ ? (verdienen)

Slide 22 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort
Paul __________ mij of ik hem wil helpen. (polsen)

Slide 23 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Ik hoorde dat de nieuwe H&M morgen geopend __________. (worden)

Slide 24 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)

Slide 25 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Wat gek dat Jelle zich nog altijd zo over zijn hoge cijfers __________ ! (verbazen)

Slide 26 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Mijn kleren zullen er wel van gaan stinken, maar de vuurkorf __________ uitstekend! (branden)

Slide 27 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Moet ik hem helpen of __________ je klasgenoot de uitleg zelf? (onthouden)

Slide 28 - Open vraag

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Het peloton reed wel door, maar de koploper __________ zijn voorsprong alsnog. (vergroten)

Slide 29 - Open vraag

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Je moet wel op mijn feestje komen, want je __________ mij dat! (beloven)

Slide 30 - Open vraag

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Toen je nog niet kon mailen, __________ bedrijven elkaar hun facturen. (faxen)

Slide 31 - Open vraag

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

De hele klas __________ samen de vloer na afloop van de kerstmarkt. (schrobben)

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Soms heeft het voltooid deelwoord van een werkwoord dezelfde vorm als de persoonsvorm tegenwoordige tijd (mv).

  1. Wij ontvangen een brief.
  2. Wij hebben een brief ontvangen.

Hoe weet je met welke werkwoordsvorm je te maken hebt?
Door de kenmerken van de werkwoordsvormen erbij te halen.

Slide 34 - Tekstslide

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Kenmerken persoonsvorm: verandert als de tijd/getal verandert.
Kenmerken voltooid deelwoord: heeft een hulpwerkwoord bij zich (hebben, zijn, worden).

  1. Wij ontvangen een brief. - Wij ontvingen een brief. - Ik ontvang een brief.
  2. Wij hebben een brief ontvangen. ('hebben' = hulpwerkwoord)

'Ontvangen' in zin 1 = persoonsvorm (PV)
'Ontvangen' in zin 2 = voltooid deelwoord (VD)


Slide 35 - Tekstslide

Oefenen met het vdw
Maak onderstaande opdrachten. 
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.

Slide 36 - Tekstslide

Persoonsvorm en voltooid deelwoord
Maak onderstaande opdrachten.
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

De hele buurt rook naar de verbrande/verbrandde autobanden.
A
verbrande
B
verbrandde

Slide 41 - Quizvraag

Gisteravond verwachte/verwachtte ik een mailtje van mijn nichtje uit Aruba.
A
verwachte
B
verwachtte

Slide 42 - Quizvraag

Het op de flyer vermelde/vermeldde mailadres was helaas niet correct.
A
vermelde
B
vermeldde

Slide 43 - Quizvraag

Oefenen met het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Maak onderstaande opdrachten.
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.

Slide 44 - Tekstslide

Oefenen

Op de volgende slides volgt een aantal opdrachten, die bedoeld zijn om het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord te onderscheiden van de persoonsvorm verleden tijd.

Dus: 
Je leert wat het verschil is tussen het vdw als bn en de pv vt.

Slide 45 - Tekstslide

Kies de juiste vorm en leg uit.

1. De begeleide/begeleidde man was blij met Antons hulp.

Slide 46 - Open vraag

Kies de juiste vorm en leg uit.

2. De verwoeste/verwoestte kerktoren wordt weer snel gerepareerd.

Slide 47 - Open vraag

Kies de juiste vorm en leg uit

3. De storm verwoestte/verwoeste onlangs de kerktoren.

Slide 48 - Open vraag

Kies het juiste antwoord

4. Het (typen) adres
A
getypete
B
getypte

Slide 49 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord

5. Het (verlichten) tuinpad
A
verlichten
B
verlichtte
C
verlichte
D
verlichtten

Slide 50 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in

6. In de door de storm (vellen) boom staan de namen (kerven) van vele verliefden.

Slide 51 - Open vraag