1:
Wat is de
PV (tijd-/ getalproef) en het
OW (wie/wat+ PV)
"Al mijn vrienden zijn verliefd"
"Mijn overburen en hun kinderen hebben last van lawaai."
"Het is beter om niet te veel vlees te eten."
"De schade voor het milieu schijnt enorm te zijn."
2:
Vul de juiste vorm van het werkwoord in (
VT) en benoem het onderwerp dat erbij hoort
"Peter vroeg of ik hem wilde helpen, maar ik ____er niet over." (peinzen)
"______ Frank en Freya bij dezelfde halte ____"? (uitstappen)
"De stiekeme snoepers dachten zeker dat wij niets _____!"(vermoeden)