Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
HERHALING dag 9 bellen en mailen - rose
Thema 3: Bellen en mailen
1 / 46
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
In deze les zitten
46 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Thema 3: Bellen en mailen
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling thema 3
bellen en mailen
Oefenen met de woorden.
Gebruik je schrift en de woordenlijst.
Maak de opdrachten.
Slide 2 - Tekstslide
Ik vind het fijn dat je weer ........ bent, na drie weken ziekenhuis.
A
ziek
B
moe
C
slaperig
D
beter
Slide 3 - Quizvraag
Ik ga eerst sporten, .......... ga ik naar de bioscoop.
Vul het goede woord in.
A
daarna
B
meteen
C
dan
D
al
Slide 4 - Quizvraag
Ik beloof de docent dat ik op tijd kom.
Dat is een .......................
A
dag
B
datum
C
afspraak
D
beter
Slide 5 - Quizvraag
Welk woord zoek ik? kies uit:
pen, envelop, postzegel, papier
A
het woord
B
het brief
C
de letter
D
de brief
Slide 6 - Quizvraag
De ............... keer dat ik in Nederland was vond ik heel spannend.
A
elke
B
eerste
C
sommige
D
laatste
Slide 7 - Quizvraag
We zijn om 14.20 uur klaar op school.
Het is dan ................
A
's nachts
B
's middags
C
's ochtends
D
's avonds
Slide 8 - Quizvraag
Er zijn vier dagdelen. Wat is de goede volgorde?
1: 's morgens, 's nachts, 's middags, 's avonds
2: 's morgens, 's middags, 's avonds, 's nachts
A
1
B
2
C
Slide 9 - Quizvraag
Vul het goed woord in.
Ik heb mijn huiswerk niet gedaan, nu wil mijn leraar een ............... voeren met mij.
A
feestje
B
gesprek
C
conversatie
D
contract
Slide 10 - Quizvraag
Zoek het goede woord voor :
in de middag
A
smiddags
B
s' middags
C
's middags
D
's midags
Slide 11 - Quizvraag
Een gemeente is .................
A
een stuk land met een stad en dorpen.
B
een dorp
C
een rivier
D
een stad
Slide 12 - Quizvraag
Een ander woord voor 'krijgen' is .........
A
hebben
B
geven
C
doen
D
halen
Slide 13 - Quizvraag
Als je ziek bent ga je naar .............
A
de buurvrouw
B
de bakker
C
de apotheek
D
de dokter
Slide 14 - Quizvraag
Ik moet ............. nog naar sport en daarna ga ik slapen.
A
achter
B
later
C
goed
D
eerst
Slide 15 - Quizvraag
Luisteren is...................
A
spreken met aandacht
B
horen met aandacht
C
schrijven met aandacht
D
praten met aandacht
Slide 16 - Quizvraag
Als de docent instructie geeft bij de opdracht dan..............
A
begrijpt de leerling de opdracht.
B
legt hij de opdracht uit.
C
vertelt hij hoe iets werkt.
D
vertelt hij hoe het moet.
Slide 17 - Quizvraag
Waar zie je hier iemand die iets vertelt?
A
B
C
D
Slide 18 - Quizvraag
Hoe noem je een taak die je krijgt?
A
een som
B
een plaats
C
een keer
D
een opdracht
Slide 19 - Quizvraag
Van mijn ouders moet ik dokter worden, zelf .......... ik voetballer worden.
A
moet
B
wil
Slide 20 - Quizvraag
Gaat het woord 'al' over tijd of over plaats?
A
B
Slide 21 - Quizvraag
In de klas heeft iedereen een eigen ..........................
A
docent
B
fiets
C
ochtend
D
plaats
Slide 22 - Quizvraag
Ik ga niet nu maar .................. naar de kapper, dan heb ik tijd.
A
september
B
nooit
C
straks
D
starks
Slide 23 - Quizvraag
niet alleen =
A
de keer
B
datum
C
samen
D
morgen
Slide 24 - Quizvraag
'Tijd' hoort bij
A
uren, seconden, datum, moment, vroeg
B
uren, dagen, nu, schrift, moment, vroeg
C
uren, vroeg, laat, gitaar, datum, leuk, vroeg
D
uren, moment, lokaal, afspraak, pen, vroeg
Slide 25 - Quizvraag
Ik ............. mijn vriend een brief en ik hoop dat hij mij ook iets ...................
A
koop, terugkoopt
B
krijg, terugkrijg
C
stuur, terugstuurt
D
zind, terugzind
Slide 26 - Quizvraag
Telefoon in de telefoontas!
Dat zegt de docent ............
A
vaak
B
sturen
C
uitleggen
D
nu
Slide 27 - Quizvraag
Wat of wie kun je sturen ?
A
je broertje
B
een What's app bericht
C
de groeten
D
een mail
Slide 28 - Quizvraag
Waarom je iets doet is een ..........
A
keuken
B
reden
C
help
D
uitleggen
Slide 29 - Quizvraag
Waar zie je iemand die iets heel vervelend vindt?
A
B
C
D
Slide 30 - Quizvraag
Twee mensen praten. Zij hebben een ..........
A
afspraak
B
wedstrijd
C
gesprek
D
conversatie
Slide 31 - Quizvraag
Het woord 'keer' hoort bij
A
een plaats
B
een vermenigvuldiging
C
een optel som
D
een tijdstip
Slide 32 - Quizvraag
Wat zegt jouw leraar wanneer je laat in de klas bent?
A
Alweer laat!
B
Kom op tijd!
C
Vertrek eerder van huis!
D
Niet meer te laat komen!
Slide 33 - Quizvraag
Deze week sporten wij extra. Maandag en donderdag .............
A
niet
B
vertellen
C
zonder
D
weer
Slide 34 - Quizvraag
Ik wil graag thee met melk maar .................. suiker.
A
drinken
B
zonder
C
weer
D
vervelend
Slide 35 - Quizvraag
Ik schrijf een ............. aan mijn oma. Zij zal daar heel blij mee zijn.
A
dokter
B
brief
C
liniaal
D
kado
Slide 36 - Quizvraag
Welke twee woorden horen bij :
zeggen
A
luisteren
B
praten
C
vertellen
D
horen
Slide 37 - Quizvraag
Waar lees je de betekenis van '
(ge)makkelijk?
A
Het eten was heel lekker.
B
Ik ruim mijn kamer nooit op.
C
Ik heb uren gestudeerd maar ik weet de antwoorden niet.
D
Ik ben heel goed in wiskunde.
Slide 38 - Quizvraag
'Ik sport niet elke week, dat vind ik vervelend.'
Je vindt het.........
A
niet leuk
B
spannend
C
lekker
D
saai
Slide 39 - Quizvraag
Ik wil nu niet dat de ander mij helpt, ik doe het nu ............
A
samen
B
ik
C
met z'n tweeën
D
zelf
Slide 40 - Quizvraag
Dat eten vind ik niet lekker, maar ik moet het opeten.
Lotte gaat naar het feest.
Ik moet wakker worden, maar daar heb ik geen zin in.
Kleine kinderen spelen altijd.
Slide 41 - Sleepvraag
Als ik vandaag een restje eten in de koelkast zet dan heb ik..............
A
heel veel over.
B
een klein beetje over.
Slide 42 - Quizvraag
De les begint om 8.30 uur, maar ik ben
er al om 8.15.
Ben je eerder of later op school?
A
later
B
eerder
Slide 43 - Quizvraag
00:00-06:00
06:00-12:00
12:00-18:00
18:00-24:00/00:00
's middags
's avonds
's nachts
's ochtends
Slide 44 - Sleepvraag
Ik ga eerst sporten, dan ga ik naar de bioscoop.
Gaat deze zin over het verleden of over de toekomst?
A
toekomst
B
verleden
Slide 45 - Quizvraag
Als ik op school fruit krijg dan hoef ik het niet te betalen.
Welk woord hoort hier bij?
A
voor niks
B
gratis
C
niet betalen
D
kopen
Slide 46 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Dag 6 - bellen en mailen - roze
September 2024
- Les met
22 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b, vwo
Leerjaar 5
WOORDEN plus OPDRACHTEN bellen en mailen - rose - dag 8 NT2
Juli 2023
- Les met
19 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
WOORDEN plus OPDRACHTEN bellen en mailen - rose - dag 2 NT2
September 2023
- Les met
18 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Dag 1 - THEMA 2 - Bellen en mailen
September 2023
- Les met
20 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Grammatik D - Dagindeling in het Duits
Juni 2023
- Les met
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Wk 5, les 3: disk bellen en mailen dag 2, taak
September 2024
- Les met
27 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b, havo
Leerjaar 1
Dag 5 - bellen en mailen - roze
September 2023
- Les met
19 slides
NT2
Basisschool
Groep 1
Les 4 online
September 2024
- Les met
36 slides
NT2
HBO
Studiejaar 4