In Nederland groeit één op de twaalf kinderen op in armoede: gemiddeld twee leerlingen per
klas. Als gevolg van de coronamaatregelen is het aantal gezinnen in financiële onzekerheid ofproblemen toegenomen. Armoede belemmert kinderen in hun ontwikkeling. Stress belemmert de ontwikkeling van de executieve functies van kinderen (impulsbeheersing, emotieregulatie, besluitvorming en werkgeheugen) waardoor zij minder ruimte in hun hoofd
hebben om tot leren te komen. Geldgebrek beperkt hen om aan activiteiten deel te nemen,
waardoor hun wereld klein blijft en zij hun talenten minder kunnen ontdekken en ontplooien.
Het brein van kinderen die in armoede
opgroeien ontwikkelt zich vaak anders
dan dat van kinderen uit meer welgestelde gezinnen. Als gevolg van langdurige stress blijven met name hersengebieden die een rol spelen bij emotieregulatie en het opslaan en ophalen van informatie kleiner (Luby e.a. 2013).
Ook het ontwikkelen van vaardigheden
zoals plannen, sociaal gedrag en
impulsbeheersing wordt belemmerd.
Uit onderzoek blijkt dat kinderen die in
hun eerste jaren in armoede leefden in
hun basisschoolperiode al een achterstandhebben opgelopen.
Uit ander onderzoek blijkt dat de
angstreactie van kinderen die in
armoeden opgroeien sterker is en dat
zij minder controle hebben over
gevoelens van angst en stress
(Pilyoung-Kim e.a. 2013). Ook op latere
leeftijd, ook al zijn hun omstandigheden
dan beter, hebben zij nog een
versterkte stressreactie. Opgroeien in
armoede heeft zodoende op korte én
lange termijn effect op het gedrag van
mensen.