Mijn broer (vinden) het goed dat ik zijn auto (gebruiken).
Ow: mijn broer = hij 0w: ik
Stam ww: vinden -en = vind Stam ww: gebruiken -en = gebruik
Hij: is stam + t Ik: is stam
Dus dan wordt het: mijn broer vindt Dus dan blijft het: ik gebruik
juiste vervoeging: Mijn broer vindt het goed dat ik zijn auto gebruik.