Hoofdstuk 1: Jagers en boeren


Jagers en boeren 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Jagers en boeren 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Tijd voor geschiedenis

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd van Jagers en Boeren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elk tijdvak heeft een beeldmerk. Elk beeldmerk heeft twee plaatjes.

> Leg in eigen woorden uit waarom dit beeldmerk past bij het tijdvak Jagers en Boeren

Slide 4 - Open vraag

Op de achtergrond een grotschildering van een jagersvolk. Op de voorgrond zien we een pot van aardewerk. Deze pot is van het boerenvolk. Aardewerk is namelijk door de boeren uitgevonden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen en antwoorden
De  grot werd een historische informatiebron voor archeologen. De mensen die toen leefden, lieten hun sporen in de grot achter.

Sommige vragen over de prehistorie zijn moeilijk te beantwoorden omdat er geen geschreven bronnen zijn uit die tijd.

historisch: heeft te maken met het verleden

bron: hieruit haal je informatie

spoor: overblijfsel van het verleden

prehistorie: (voorgeschiedenis, tijd van jagers en boeren) eerste periode: de tijd waaruit we geen geschreven bronnen hebben (tot 3000 v.C.)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

> Geef de betekenis van het begrip prehistorie.

Slide 7 - Open vraag

Voorgeschiedenis, de periode waarin geen geschreven bronnen waren. 
> Geef de betekenis van het begrip archeoloog.

Slide 8 - Open vraag

Iemand die opgravingen doet en onderzoek hiernaar doet. 
Wetenschappers onderzoeken de vroegste geschiedenis op verschillende manieren.
Welke twee manieren zijn wetenschappelijk?

A. Achtergronden van vondsten verzinnen
B. Geloven in scheppingsverhalen
C. Opgegraven voorwerpen bestuderen
D. Vondsten met elkaar vergelijken

Slide 9 - Open vraag

C, D

De eerste mensen

  • Homo betekent mens
  • Homo habilis: 'handige mens' (2,1 - 1,5 miljoen jaar geleden)
  • Homo erectus: 'rechtopgaande mens' (1,9 miljoen - 140.000 jaar geleden)
  • Homo sapiens: 'wijze mens' (200.000 jaar geleden tot nu)

  • Homo neanderthalensis: 'Neanderthaler' (275.000 - 20.000 jaar geleden) 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Australopithecus
Homo habilis
Homo erectus
Homo neanderthalensis
Homo sapiens

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies



15.000 v. Chr.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wacht even! Hoe lang is dat eigenlijk geleden: 15.000 v. Chr.?
A
ongeveer 15.000 jaar
B
ongeveer 10.000 jaar
C
ongeveer 17.000 jaar
D
ongeveer 20.000 jaar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

15.000 v. Chr.
  • Laatste stuk van de laatste IJstijd

  • Nederland was voor een groot deel toendra: gras, mos en lage struiken

  • Wilde dieren: mammoeten, wolven, paarden en rendieren

  • Er woonden ongeveer 1000 mensen in Nederland

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jager-verzamelaars
  • Leven van de natuur

  • Mannen: jagen (ook: vissen)

  • Vrouwen: verzamelen van bessen, noten enz.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jager-verzamelaars
  • Leven in kleine groepen (ongeveer 30-50 mensen)

  • Geen vaste woonplaats: nomaden

  • Trekken achter hun eten aan
  • Eenvoudige woningen: hutten/grotten

  • Weinig bezittingen

Slide 17 - Tekstslide

De nomaden trokken rond, dus bleven niet voortdurend op dezelfde plek. Alleen toch kwamen ze wel vaak (per jaar of seizoen) op dezelfde plek terug. 
Kleine verschillen tussen jager-verzamelaars
Jager-verzamelaars leefden als nomaden in kleine groepen. Daardoor waren er maar kleine verschillen in:

  • Bezit
  • Aanzien 
  • Macht





macht: als je anderen kunt laten doen wat je wilt. Jager-verzamelaars namen samen besluiten.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleine verschillen tussen jager-verzamelaars
Bezit: ze konden weinig meenemen. 

Aanzien: waardering, hoe belangrijk iemand wordt gevonden.

Macht: als je anderen kunt laten doen wat je wilt. Jager-verzamelaars namen samen besluiten.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

> Geef de betekenis van het begrip nomaden.

Slide 20 - Open vraag

Mensen zonder vaste woon- en verblijfplaats, die rondtrekken in kleine groepen. 
Scheppingsverhalen
Er bestaan veel scheppingsverhalen: verhalen over het ontstaan van de wereld en het leven daarop. 

Het verhaal van Adam en Eva is het scheppingsverhaal van joden, christenen en moslims.
 


Slide 21 - Tekstslide

God schiep in 6 dagen de hemel en de aarde en wat daartussen is: de zon, de maan en de sterren, de planten en de dieren. Aan het einde van de 6e dag schiep God een man en een vrouw: Adem en Eva. 

Adam en Eva leefden in een paradijs en genoten er van alle heerlijke dingen in de natuur. Ze mochten een ding niet van God: de vruchten eten van een bijzondere boom, de boom van kennis van goed en kwaad. 

De duivel, die verscheen als een slang, haalde Eva over om van de verboden vruchten te eten. Zij haf de appel door aan Adam. Vanaf dat moment begrepen zij het verschil tussen goede en slechte dingen. Ze schaamden zich voor hun naaktheid. Als straf stuurde God Adam en Eva weg uit het paradijs. 
Wetenschap
Volgens de evolutietheorie van Charles Darwin zijn planten en dieren in miljoenen jaren langzaam veranderd en zijn nieuwe soorten ontstaan. 

Uit opgravingen blijkt dat de mens evolueerde van aapachtige voorouders tot moderne mens.

Er zijn mensen die de evolutietheorie verwerpen. Zij kijken vanuit een godsdienstig standpunt naar de vroegste geschiedenis. 

Wetenschap: systematisch onderzoek en de kennis die daardoor ontstaat



evolutie: langzame verandering



standpunt: mening, zienswijze

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

> Leg met een bronelement uit of je de evolutietheorie geloofwaardig vindt.

Slide 23 - Open vraag

Bijvoorbeeld:
  • De evolutietheorie is aannemelijk, want in de bron zie je dat er weinig verschillen zijn tussen diverse soorten apen en de mens.
  • De evolutietheorie is niet aannemelijk, want in de bron zie je dat diverse apen op mensen lijken, maar ze zijn niet hetzelfde.
Klimaatsverandering
  • Rond 10.000 v. Chr

  • De aarde wordt warmer

  • Nederland: moerassen en bossen

  • Delen van Afrika en Midden-Oosten: droger 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De laatste 25 000 jaar is het landschap in Nederland steeds veranderd.
> Noteer de letters A-D in de juiste tijdsvolgorde.

A De temperatuur op aarde stijgt waardoor de laatste ijstijd eindigt.
B Nederland bestaat uit een vlakte van gras en lage struiken.
C Nederland is bedekt door een grote laag ijs.
D West- en Noord-Nederland bestaat uit moerassen, Oost- en Zuid-Nederland bestaan uit dichte bossen.

Slide 25 - Open vraag

C, A, B, D
Noord-Afrika en
Midden-Oosten

  • Droog klimaat: minder begroeiing en water (ontstaan woestijnen)

  • Te weinig voedsel: dieren trekken weg naar vruchtbare gebieden

  • Mensen trekken ook weg of gaan andere middelen van bestaan zoeken om in leven te blijven

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vruchtbare Halvemaan
  • Gebied waar de eerste landbouw ontstaat (9000 v. Chr.)

  • Midden-Oosten: Egypte, Israël, Palestina, Jordanië, Libanon, Syrië, Irak, Iran en Turkije

  • 'De kraamkamer van de beschaving': ontstaan van steden en het schrift

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ok, landbouw...
Welke 'optelsom' is juist over landbouw?
A
akkerbouw + landbouw = veeteelt
B
landbouw + veeteelt = akkerbouw
C
veeteelt + akkerbouw = landbouw

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

> Leg uit waarom de landbouw niet in de gebieden A en B (in de kaart) ontstond.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Landbouwrevolutie
  • Revolutie betekent verandering

  • Jager-verzamelaars worden boer

  • De landbouwrevolutie duurde meer dan 1000 jaar: niet iedereen werd tegelijk boer

  • Landbouw bestaat uit: akkerbouw en veeteelt

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de landbouwrevolutie?
A
Een lange verandering die ervoor zorgde dat de mensen beter hun land konden bewerken.
B
Een korte verandering die ervoor zorgde dat de mensen boer werden.
C
Een lange verandering die ervoor zorgde dat de mensen boer werden.
D
Een korte verandering die ervoor zorgde dat mensen van steen gereedschappen konden maken

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

> Noteer de twee kenmerken van de landbouwsamenleving.

Slide 32 - Open vraag

  • Mensen wonen op een vaste plek.
  • Mensen produceren hun eigen voedsel (leven van de landbouw).
Gaan de zinnen a-d over continuïteit of verandering.
Noteer de letters a-d met telkens continuïteit of verandering.

a Mensen aten voedsel van planten en dieren.
b Mensen gebruikten materialen uit de natuur voor gereedschap en werktuigen.
c Mensen gingen dieren fokken.
d Mensen gingen in huizen leven.

Slide 33 - Open vraag

a continuïteit
b continuïteit
c verandering
d verandering

Gevolgen van de landbouwrevolutie
  • Mensen stoppen te leven als nomaden

  • Het ontstaan van de eerste steden:
  • landbouwsamenleving

  • Mensen krijgen meer bezittingen

  • Er ontstaat meer ongelijkheid: de één heeft meer bezittingen dan een ander.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boeren in Europa
  • Pas laat: het was niet nodig, er was voldoende voedsel te vinden.

  • Eerste boeren in Nederland: Zuid-Limburg rond 5300 v. Chr.

  • Tóch landbouw in Europa: mensen verhuizen uit gebieden waar gebrek aan landbouwgrond is en komen hier terecht

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boeren in Nederland
  • Zuid-Limburg: bandkeramiekers (tot 4400 v. Chr)

  • Noord-Nederland: trechterbekercultuur (rond 3500 v. Chr.)

  • Vanaf 3000 v. Chr. zijn er in Nederland geen jager-verzamelaars meer

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grote verschillen tussen boeren
In de landbouwsamenleving ontstonden grotere verschillen in bezit, macht en aanzien.

  • Verschil in bezittingen
  • Er kwamen dorpshoofden
  • Mensen met meer bezit of macht hadden meer aanzien

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grote verschillen tussen boeren
Dit soort verschillen tussen mensen en groepen in een samenleving noemen we sociale verschillen.

Boeren moesten met meer mensen rekening houden en afspraken maken. Als er conflicten waren, moesten ze die samen oplossen.



Sociaal:
gaat over mensen en groepen in de samenleving 



Conflict: ruzie


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dood en begraven
  • Graven worden steeds uitgebreider: grafheuvels en hunebedden

  • Zowel begraven als cremeren: urnenvelden

  • Doden kregen bezittingen mee: vermoedelijk geloven in leven na de dood

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verering van voorouders 
Boeren geloofden in een hiernamaals: leven na de dood.
 
Hunebedden waren familiegraven waarmee voorouders werden vereerd. Het waren monumenten: gedenktekens.


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verering van voorouders 
Doden kregen sieraden, werktuigen en bekers (potten) met eten en drinken mee voor in het hiernamaals.

Op de afbeelding zien we een trechterbeker uit een hunebed.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de vier uitspraken. Noteer de letters van de twee juiste uitspraken.

A Hunebedden dienden als monument voor voorouders.
B Hunebedden waren familiegraven.
C Hunebedden waren tempels voor natuurgoden.
D Hunebedden waren graven van koningen.

Slide 42 - Open vraag

A, B 

Verering van goden in de natuur
Boeren vereerden goden in de natuur. Natuurgodsdiensten ontstonden doordat mensen veel onbegrijpelijke dingen meemaakten. 

De boeren probeerden met rituelen de goden tevreden te houden. Ze maakten ook kunst.



Slide 43 - Tekstslide

Boeren geloofden dat achter ieder natuurverschijnsel een god zat. Ze vereerden de maan, de bliksem, een rivier of een grote boom. Dit noemen we een natuurgodsdienst. Het geloof in goden ontstond waarschijnlijk doordat er veel onbegrijpelijke dingen gebeurden in de natuur. Iemand werd ziek of de oogst mislukte. Door rituelen (plechtige, magische handelingen) zoals dansen en zingen, probeerden mensen de goden tevreden te stellen. 
Verering van goden in de natuur


Natuurgodsdienst: geloof waarbij natuurverschijnselen vereerd worden

Ritueel: (ceremonie) plechtige handeling

Kunst: iets moois maken

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

> Leg uit waardoor vooral stenen voorwerpen uit de prehistorie bewaard zijn gebleven.


Slide 45 - Open vraag

Omdat steen niet vergaat. De meeste andere materialen vergaan wel.
Opdracht
  • Maak de oefentoets in de online methode van Geschiedenis Werkplaats (leermiddelen)

  • Maak je samenvatting in het word-document af. Hier ben je vorige week mee begonnen.   

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies