Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H 3.5 Aan elkaar of los?
Aan elkaar of los schrijven?
1 / 43
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Aan elkaar of los schrijven?
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Je leert over woorden aan elkaar of los schrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Aan elkaar of los schrijven
In de Nederlandse taal schrijven we 2 of meer woorden aan elkaar als die één begrip vormen.
Als je hier niet bij stilstaat, kunnen er rare woordspelingen ontstaan. Kijk maar eens mee!
Slide 3 - Tekstslide
Moeten we stoppen met contact hebben?
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Zijn de werkzaamheden eindelijk weg? Fijn!!!!
Slide 7 - Tekstslide
Lange zwemmer?
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Ook in andere talen kan dit voorkomen!
Kijk naar eens mee!
Slide 10 - Tekstslide
(een Engels voorbeeld)
Slide 11 - Tekstslide
Duidelijk?
Volgens mij hoeven we niets meer uit te leggen!
Toch volgen hier nog even de regels op een rij.
Slide 12 - Tekstslide
Regels aan elkaar of los
Werkwoorden die beginnen met een voorzetsel
:
Dit zijn scheidbare werkwoorden en kun je los schrijven.
Vb. Ik heb mijn kamer opgeruimd.
Vb. Ik ga mijn kamer opruimen.
Vb. Ik ruim mijn kamer op.
Slide 13 - Tekstslide
Regels aan elkaar of los
Samengestelde zelfstandig naamwoorden
:
Deze schrijven we aan elkaar.
Vb. kassabon, schoonmaakdoekjes, langeafstandsloper.
Slide 14 - Tekstslide
Regels aan elkaar of los
Samengestelde aardrijkskundige namen:
Deze schrijven we aan elkaar met een koppelteken ( - ).
Vb. Zuid-Holland, Noord-Groningen, Zuid-Afrikaans
Slide 15 - Tekstslide
Regels aan elkaar of los
Getallen tot en met het woord duizend:
Deze schrijven we aan elkaar
Vb. tweeduizend, tweeëndertigduizend, achtenveertighonderd,
Vb. vierduizend achthonderd
Slide 16 - Tekstslide
Regels aan elkaar of los
Voorzetsels met woorden als er- daar- hier- waar-
Deze schrijven we aan elkaar
Vb. hiermee, ermee, daarmee, waarmee, erdoor, hierdoor, erdoor, daardoor, waardoor
Slide 17 - Tekstslide
Regels aan elkaar of los
Twee voorzetsels die achter elkaar staan
Deze schrijven we aan elkaar
Vb. achteruit, bovenop, onderaan, achterin, tussendoor
Slide 18 - Tekstslide
Let op
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je natuurlijk nooit aan het zelfstandig naamwoord.
Kijk dus goed wanneer een woord bijvoeglijk in zijn betekenis is.
Slide 19 - Tekstslide
Aan elkaar of los?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander
Slide 20 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement
Slide 21 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
Babybed
B
Baby bed
Slide 22 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning
Slide 23 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling
Slide 24 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil
Slide 25 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
bruinebonensoep
B
bruine bonensoep
C
bruine bonen soep
Slide 26 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
Operatiekamer
B
Operatie kamer
C
Operatie-kamer
Slide 27 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
daar boven
B
daarboven
Slide 28 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
Politie auto
B
Politieauto
Slide 29 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
Wat is juist?
A
tegenkomen
B
tegen komen
C
daarachter
D
daar achter
Slide 30 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
Liefdesscène
B
Liefdes scène
Slide 31 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
Vijf sterren hotel
B
Vijfsterren hotel
C
Vijf sterrenhotel
D
Vijfsterrenhotel
Slide 32 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
minimum inkomen
B
minimuminkomen
Slide 33 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
Ik heb het verslag ...
A
afgemaakt
B
af gemaakt
Slide 34 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
Snoepautomaat
B
snoep automaat
Slide 35 - Quizvraag
aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen
Slide 36 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien
Slide 37 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
zeven honderd dertien duizend
B
zevenhonderd dertienduizend
C
zevenhonderd der tien duizend
D
zevenhonderd dertien duizend
Slide 38 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
Maximumsnelheid
B
Maximum snelheid
Slide 39 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
Bah, wat is dit ....!
A
huis vuil
B
huisvuil
Slide 40 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
A
speur hond
B
speurhond
Slide 41 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
langeafstandsloper
A
Los: lange afstands loper
B
Los: lange afstandsloper
C
Los: langeafstands loper
D
Aan elkaar: langeafstandsloper
Slide 42 - Quizvraag
Zoek op het internet naar spraakverwarring, of bedenk zelf iets.
Slide 43 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
H2 NN 4-GT Taalverzorging 1 Spelling
September 2024
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H 26 3t Aan elkaar of los?
Oktober 2024
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H2 NN 4-GT Taalverzorging 1 Spelling
Februari 2024
- Les met
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H2 NN 4-GT Taalverzorging 1 Spelling
April 2024
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Les 26 Woorden aan elkaar of los schrijven
Oktober 2024
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 3
2024_02_29 2.6 Ned
April 2024
- Les met
47 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Spelling paragraaf 8 Aan elkaar of los
November 2024
- Les met
51 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H2 NN 4-GT Taalverzorging 1 Spelling
September 2022
- Les met
51 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4