2023 aan elkaar of los

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Los of aan elkaar?
  • Charlotte heeft evengoed meegedaan. (ook)
  • Charlotte danst even goed als jij.


  • Je wint in de Staatsloterij een miljoen. Tenminste, als je het goede lot     hebt (in ieder geval).
  • De yoghurt is ten minste houdbaar tot eind december (minstens).


Slide 2 - Tekstslide

De volgende woorden schrijf je aan elkaar: 
- samenstellingen van 2 of meer woorden
          eindexamen, werkplaatschef, langetermijnplanning

- woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel
          erop, hierin, daarmee, waarvan

- ww die beginnen met voorzetsels
          binnenlaten, opmerken, uitvinden

Slide 3 - Tekstslide

Je zet een koppelteken tussen twee woorden als:
- Het woord begint met de voorvoegsels niet-, non-, oud-, ex-
- De uitspraak anders onduidelijk is (klinkerbotsing)
- Bij twee gelijkwaardige delen
- Deel van de samenstelling bestaat uit een naam, letter, cijfer of teken
- Het een samengestelde aardrijkskundige naam of afleiding is
- Het een vaste combinatie is


niet-rokers, non-actief, ex-vriend
auto-onderdelen
zwart-wit, hotel-restaurant
de zaak-Wilders, t-shirt, €-teken, 18-jarige
Noord-Amerika, Oost-Europese
huis-aan-huisblad, kant-en-klaarmaaltijd, mond-op-mondbeademing

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg: aan elkaar of los
Samenstellingen van drie woorden of minder

bruinebonensoep
tuinman
zonnebril

Verschil bruinebonensoep en bruine bonensoep?


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg: aan elkaar of los
Woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar + een voorzetsel

Hierom, hierdoor, daardoor, erachter


Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Samengestelde werkwoorden:

- Autorijden
- Goedkeuren
- Pianospelen

LET OP: gitaar spelen en koffie schenken.

Slide 8 - Tekstslide

Aan elkaar of los? (4)
5. Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel:

veeleisend, dichtbevolkt, stomverbaasd

Slide 9 - Tekstslide

Rotwerk op dit moment? 

Slide 10 - Tekstslide

Moeten we stoppen met contact hebben?

Slide 11 - Tekstslide

Gaan de dames hout hakken?

Slide 12 - Tekstslide

 Op de non?

Slide 13 - Tekstslide

Zijn de werkzaamheden eindelijk weg? Fijn!!!!

Slide 14 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Werkwoorden die beginnen met een voorzetsel:

Dit zijn scheidbare werkwoorden en kun je los schrijven. 
Vb. Ik heb mijn kamer opgeruimd. 
Vb. Ik ga mijn kamer opruimen. 
Vb. Ik ruim mijn kamer op. 

Slide 15 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Samengestelde zelfstandig naamwoorden:
Deze schrijven we aan elkaar. 

Vb. kassabon, schoonmaakdoekjes, langeafstandsloper. 

Slide 16 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Samengestelde aardrijkskundige namen:
Deze schrijven we aan elkaar met een koppelteken ( - ). 

Vb. Zuid-Holland, Noord-Groningen, Zuid-Afrikaans 

Slide 17 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Getallen tot en met het woord duizend:
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. tweeduizend, tweeëndertigduizend, achtenveertighonderd,
Vb. vierduizend achthonderd 

Slide 18 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Voorzetsels met woorden als er- daar- hier- waar-
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. hiermee, ermee, daarmee, waarmee, erdoor, hierdoor, erdoor, daardoor, waardoor

Slide 19 - Tekstslide

Regels aan elkaar of los
Twee voorzetsels die achter elkaar staan
Deze schrijven we aan elkaar 

Vb. achteruit, bovenop, onderaan, achterin, tussendoor

Slide 20 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Samenstellingen (tennis + racket = tennisracket) worden in het Nederlands aan elkaar geschreven. Ze hebben één klemtoon:
– Ik heb een tennisracket gekocht en een trainingsbroek.
Maar:
– Ik heb een professioneel racket gekocht en een goedkope sportbroek. (twee klemtonen)

Slide 21 - Tekstslide

Welke woorden schrijf je aan elkaar?
  • samenstellingen van drie woorden of minder: tuinman, zonnebril;
  • woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar + een voorzetsel:
      hierom, erachter, daarheen;
  • getallen met honderd en duizend: vijfhonderd, zestienduizend;
  • veel samengestelde werkwoorden: autorijden, goedkeuren,
     koffiedrinken, pianospelen, maar: koffie schenken, gitaar spelen;
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: veeleisend, dichtbevolkt, stomverbaasd




Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide



Week 22
 Mevrouw Ori

Slide 25 - Tekstslide