In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen van vandaag:
Ik kan schattingen maken met referentiematen.
Ik kan rekenen met referentiematen.
Slide 2 - Tekstslide
Referentiematen zijn maten die je uit je hoofd kent omdat ze vaak gebruikt worden.
Slide 3 - Tekstslide
Referentiematen gewicht
Slide 4 - Tekstslide
Referentiematen
Slide 5 - Tekstslide
Referentiematen inhoud
Slide 6 - Tekstslide
Verschillende referentiematen
Slide 7 - Tekstslide
Om schattingen te kunnen maken is het belangrijk bekende aantallen en hoeveelheden te weten. Zo’n maat heet een referentiemaat.
Om oppervlakte of inhoud te schatten gebruik je vaak referentiematen voor lengte.
Een aantal belangrijke referentiematen voor lengte zijn:
Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang.
De hoogte van een deur is ongeveer 2 m.
Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog.
Slide 8 - Tekstslide
Naast de referentiematen voor lengte, zijn er ook referentiematen voor oppervlakte en inhoud.
Een aantal belangrijke referentiematen voor oppervlakte en inhoud zijn:
De oppervlakte van een voetbalveld is 0,5 ha (50 × 100 m).
De inhoud van een kopje is 200 mL.
De inhoud van een pak melk is 1 liter.
De inhoud van een emmer is 10 liter
Slide 9 - Tekstslide
Naast de referentiematen die hierboven staan, kun je ook een maat die jij kent als referentie gebruiken.
Het gebouw heeft vier verdiepingen.
Een verdieping is ongeveer 3 m hoog.
Het gebouw is ongeveer 4 × 3 = 12 m hoog.
Het gebouw is iets breder dan hoog.
Het gebouw is ongeveer 15 m breed.
Het gebouw is ongeveer 15 m lang.
De inhoud van het gebouw is ongeveer: 15 × 15 × 12 = 2700 m3.
Slide 10 - Tekstslide
Referentiematen
QUIZ!
Slide 11 - Tekstslide
Hoeveel meter hoog is 1 verdieping van een gebouw?
A
2 meter
B
3 meter
C
6 meter
D
9 meter
Slide 12 - Quizvraag
Hoe hoog is dan tot en met de 4de verdieping van een gebouw?
A
3 meter
B
9 meter
C
12 meter
D
21 meter
Slide 13 - Quizvraag
Hoeveel liter water gaat er in 1 emmer?
A
10 Liter
B
20 liter
C
100 liter
D
200 liter
Slide 14 - Quizvraag
Als ik 5 emmers vul, hoeveel liter water heb ik dan in totaal nodig?
A
30 Liter
B
500 liter
C
50 liter
D
26,5 liter
Slide 15 - Quizvraag
Hoe hoog is een deur?
A
1,75 meter
B
1,90 meter
C
1,98 meter
D
2 meter
Slide 16 - Quizvraag
Hoe lang is een man ongeveer?
A
1,75 meter
B
1,80 meter
C
1,85 meter
D
1,90 meter
Slide 17 - Quizvraag
Hoeveel kg weegt een man ongeveer?
A
60 kg
B
70 kg
C
80 kg
D
90 kg
Slide 18 - Quizvraag
Hoeveel mL zit er in een kopje?
A
150mL
B
200mL
C
220mL
D
250mL
Slide 19 - Quizvraag
Hoeveel mL thee heb je dan nodig als je 3 kopjes thee moet vullen?
A
600mL
B
800mL
C
1000mL
D
1200mL
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de inhoud van een pak melk?
A
1 liter
B
1,5 liter
C
2 liter
D
5 liter
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de inhoud van 7 pakken melk?
A
4 liter
B
6 liter
C
7 liter
D
10 liter
Slide 22 - Quizvraag
De oppervlakte van een voetbalveld is:
A
0,2 ha
B
0,5 ha
C
0,7 ha
D
2 ha
Slide 23 - Quizvraag
Wat is dan de oppervlakte van 2 voetbalvelden?
A
0,10 ha
B
0,90 ha
C
1 ha
D
2 ha
Slide 24 - Quizvraag
Bij 1 decimeter denk ik aan de lengte van een ijsstokje. Dit is een?
A
standaardmaat
B
referentiemaat
C
natuurlijke maat
D
grootheid
Slide 25 - Quizvraag
Je staat bij deze paddenstoel. Je ben om 13:45 uur vertrokken vanaf de veerboot. Je loopt naar de Kobbeduinen. Hoe laat kom je daar ongeveer aan?
referentiemaat: je loopt 5 km/u
A
kwart voor twee
B
kwart over twee
C
kwart voor drie
D
kwart over drie
Slide 26 - Quizvraag
Deze glazen kubus staat in Malaga. Hoe hoog is een zijkant van deze kubus?
A
6
B
12
C
18
D
24
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de oppervlakte van de voorkant?
A
144m²
B
324m²
C
576m²
D
1296m²
Slide 28 - Quizvraag
Danique huurt een partytent voor een feest met buffet voor 60 personen. Hoeveel vierkante meter (m2) moet de oppervlakte van de partytent zijn volgens deze referentiematen? Zie tabel.
A
60m²
B
70m²
C
80m²
D
90m²
Slide 29 - Quizvraag
Ik heb genoeg gehoord. Ik ga:
Lekker aan de slag met de opdrachten
Ik ben klaar met mijn opdrachten. Ik ga zelfstandig verder.
Ik heb een andere vraag.
Ik ben klaar met mijn opdrachten. Ik ga ervan door!