In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Erfelijkheid en evolutie
3.5 Variatie in genotypen
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Huiswerk
Leerdoelen
Uitleg
Vragen
Nabespreken
Huiswerk
Slide 2 - Tekstslide
Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?
Slide 3 - Open vraag
Waarvoor gebruik je een kruisingsschema?
A
Om uit te zoeken hoe de grootouders van twee ouders eruit zien
B
Om uit te zoeken welke eigenschappen er in geslachtscellen zitten
C
Om uit de genotypen van de ouders de genotypen van de kinderen te bepalen
D
Om uit te zoeken welke eigenschap dominant en welke eigenschap recessief is
Slide 4 - Quizvraag
Bij het maken van een kruisingsschema gebruiken we de
A
Stamcellen
B
Lichaamscellen
C
Geslachtscellen
D
Weefsels
Slide 5 - Quizvraag
Klopt het kruisingsschema? bruin = dominant blauw = recessief Rex (vader) = heterozygoot Floor (moeder) = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekenen de symbolen P en F1 in een kruisingsschema?
A
P is de vader en F1 is de moeder
B
P zijn de kinderen en F1 zijn de ouders
C
P zijn de ouders en
F1 zijn de kinderen
D
Slide 7 - Quizvraag
Een heterozygoot zwart mannetjes konijn kruist met een wit vrouwtje. Zwart is dominant over wit. Hoe groot is de kans op een wit konijn? (kruisingsschema maken voor jezelf!)
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 8 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Slide 9 - Tekstslide
Ongeslachtelijke voortplanting
Een deel van het organisme groeit uit tot een nieuw individu
Stekken, knollen, weefselkweek
Groei vindt plaats door mitose
Genotype van ouder is gelijk aan de nakomelingen (soort Ctrl-C + Ctrl-V)
Slide 10 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting
Versmelten van twee geslachtscellen
Verschillende genotype
Afhankelijk van toeval
Genotype van ouders is verschillend van de nakomelingen
Slide 11 - Tekstslide
Wat is een mutatie?
A
Een plotselinge verandering van het genotype
B
Een plotselinge verandering van het fenotype
C
Door straling krijg je een gek uiterlijk
D
Kankercellen
Slide 12 - Quizvraag
Mutatie
= Een plotselinge verandering van het genotype
Voorbeeld:
Een individu van wie een gemuteerd gen tot uiting komt in het fenotype = mutant
Slide 13 - Tekstslide
Bij welke soort cellen heeft een mutatie het grootste gevolg?
A
1 lichaamscel
B
1 geslachtscel
Slide 14 - Quizvraag
In lichaamscellen
Als een mutatie optreedt in één lichaamscel heeft dit meestal geen gevolgen
Het genotype van alle andere lichaamscellen blijft hetzelfde
Slide 15 - Tekstslide
In geslachtscellen
Als een mutatie in een geslachtscel optreedt, kan dit wel grote uitwerking hebben
Deze geslachtscel moet dan wél betrokken zijn bij bevruchting
Elke lichaamscel van de nakomeling bevat dan het gemuteerde gen
Slide 16 - Tekstslide
Mutagene invloeden zijn stoffen van buitenaf die invloed hebben op mutaties. Ken je voorbeelden?
Slide 17 - Woordweb
Mutagene invloeden
= Stralingen en chemische stoffen (dus van buitenaf!) die invloed hebben op mutaties
Radioactieve straling
Röntgenstraling
Ultraviolette straling
Chemische stoffen:
Sigarettenrook
Asbest
Slide 18 - Tekstslide
Ontstaan van kanker
Ergens in het lichaam gaat een cel ongeremd delen
Oorzaak: door mutatie veranderen cel eigenschappen
Er ontstaat een gezwel en de bouw van het weefsel wordt verstoord