- Oriënteren op gesproken teksten
- Tekstdoel en tekstsoort
- Samenhang in teksten (wat wordt er gezegd? Wat is het onderwerp? Wie komt er aan het woord? etc.)
- Belangrijke informatie (signaalwoorden, spreekpauzes, nadruk op zinnen en woorden)
- Hoofdlettergebruik (taalverzorging)