In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
1800
1960
1910
2017
Slide 6 - Sleepvraag
Slide 7 - Tekstslide
Wat is een YUP? Waar staan de letters voor en wat zegt het over de persoon?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
De werkgelegenheid in de steden is veranderd, wat is niet waar?
A
De industrie werd belangrijk voor werk in de steden vanaf 1850
B
Vanaf 1910 verdwenen banen in fabrieken naar lagelonenlanden
C
Nu zijn steden vooral belangrijk voor de kenniseconomie
D
Er ontstaat een duale arbeidsmarkt - grote verschillen tussen kansen voor hoog- en laagopgeleid
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van zakelijke dienstverlening
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Een smart city is een stad waar
A
Planologen goed hebben nagedacht over de infrastructuur en indeling van wijken
B
Veel mensen werken in de kenniseconomie, bijvoorbeeld op science parks
C
Een universiteit is en veel mensen hoog opgeleid worden
D
Er technologie wordt gebruikt om het leven in de stad te verbeteren
Slide 15 - Quizvraag
Slimme steden gebruiken grote hoeveelheden data en slimme informatietechnologieën om de stad te beheren en beleid te maken. Die big data worden verzameld via sensoren, camera's en smartphones en geanalyseerd met algoritmes en kunstmatige intelligentie.
Denk bijvoorbeeld aan een fietstunnel waarin het licht aan gaat als er mensen in de buurt komen, of een fietsenteller die bepaalt dat tijdens de spits een stoplicht voor fietsers langer op groen moet.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Aan welke begrippen / factoren denk je bij leefbaarheid?
Slide 18 - Woordweb
Slide 19 - Tekstslide
Over de burgemeester de Vlugtlaan rijden veel auto's, een tram en de bus. Amani is bang dat haar dochter (8jr) wordt aangereden, ze zegt "je mag niet zonder mij oversteken naar het metrostation".
A
Fysieke leefbaarheid
B
Objectieve onveiligheid
C
Subjectieve onveiligheid
D
Subjectieve bewonerskenmerken
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Kies de ontbrekende woorden in de volgende slide
Slide 22 - Tekstslide
Wat zijn de ontbrekende woorden?
A
Herstructurering, openbare ruimte
B
Renovatie, woningen
C
Sanering, historische panden
D
Restructurering, sociale cohesie
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Welk proces zie je op de foto?
Klik de foto's aan om de beelden te vergelijken
Slide 25 - Tekstslide
Schrijf de naam van het proces op de foto's in de vorige slide
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Tekstslide
The gentrification cycle
Groepen vervangen elkaar (afbeelding)
Maar: het verspreid zich als een olievlek:
- Eerst de "beste" gebieden
- Aan de waterkant (uitzicht)
- Bij metrostations (bereikbaar)
- Dichtst bij het centrum
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Wat zijn gevolgen van gentrificatie?
Slide 30 - Open vraag
Gevolgen:
Wijk leeft op
Voorzieningsniveau stijgt
Huizenprijzen stijgen
Oorspronkelijke bewoners: verplaatsen
Kritiek!
- Is het terecht/eerlijk dat sommigen het niet
meer kunnen betalen?
- Waterbedeffect?
Slide 31 - Tekstslide
De andere kant....
Slide 32 - Tekstslide
Lekker doorgewerkt!
Lees zelf 6.3 & 6.4
Maak zelf een selectie aan oefeningen van 6.3 en 6.4
6.3-> geeft aandacht aan onderwerpen die hier minder aandacht hebben gehad