Grammatica zinsdelen onderwerp

Grammatica zinsdelen


onderwerp


1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen


onderwerp


Slide 1 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
Het onderwerp
Lesdoelen
1. Je weet wat een onderwerp van een zin is.
2. Je kent twee manieren om het onderwerp te vinden in een zin.
3. Je weet dat de persoonsvorm en het onderwerp bij elkaar horen.
4. Je kunt het onderwerp vinden in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 3 - Quizvraag

Mijn ouders zouden graag willen dat de scholen weer opengaan.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 4 - Open vraag

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
- heeft ALTIJD hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 
- begint nooit met een voorzetsel.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Tijdens het eten las mijn vader de krant voor.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Welk deel van de stad werd door de orkaan verwoest?

Slide 10 - Open vraag