Theme 4 grammar future

• English

Future

Grammar E

Making plans for the future.......

= toekomende tijd

= iets beloven, aanbieden, aankondigen

= iets van plan zijn, iets gaat gebeuren

He will buy four tickets for the show. 

We are going to see a comedy show tomorrow. 

iets aanbieden, beloven, aankondigen

iets van plan zijn of iets gaat gebeuren

Future tense: present simple

tijden volgens een vast schema.

- The train departs at a quarter past five.

toekomende tijd

-

iets aanbieden

iets beloven

iets aankondigen

-

iets van plan zijn

iets gaat gebeuren

the future 

-

I will get you some more tea.

Anne will call you back later.

They will be home at six.

-

Tom is going to do his homework tonight.

Tom will get a good grade.

Future

de toekomende tijd
is in het engels:

1. the present
2. the future
3. the past
4. the continuous

om iets aan te bieden,
te beloven,
of aan te kondigen:

1. will + hele werkwoord
2. shall + hele werkwoord
3. allowed to + hele werkwoord
4. am/are/is + going to + hele werkwoord

als je iets van plan bent
of iets gaat gebeuren:

1. will + hele ww
2. shall + hele ww
3. allowed to + hele ww
4. am/are/is + going to + hele ww

will + hele werkwoord
She will get you a coke.

1. iets aankondigen, aanbieden, beloven
2. iets van plan zijn, iets gaat gebeuren

I am - she/he/it is - you/we/they are
+ going to + hele ww
We are going to lose the game.

1. iets aankondigen, aanbieden, beloven
2. iets van plan zijn, iets gaat gebeuren

I promise I ... you a letter soon. (write)

1. will write
2. am going to write

The graffiti exhibition........ (not-open)this Monday but next Monday.

1. isn't opening
2. doesn't open

My brother bought tickets for the ice sculpting festival next week. Why don't you join us? I promise you it..................be great.

1. will
2. is going to