Di 18 mei: Figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Doel van de les
- leren wat figuurlijk en letterlijk taalgebruik is. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les
- leren wat figuurlijk en letterlijk taalgebruik is. 

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les ... 
  • Kun je uitleggen wat figuurlijk taalgebruik is. 
  • Kun je uitleggen wat het verschil is tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Is hier sprake van letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
Mijn buurvrouw zag helemaal wit, zij was zich doodgeschrokken!
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 4 - Quizvraag

Als ik zeg:
'Ik schrik me dood!'
Valt dit dan onder 'letterlijk' of 'figuurlijk' taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 5 - Quizvraag

Dat verhaal heeft ze uit haar duim gezogen.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 6 - Quizvraag

Het zit hen allemaal mee.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 7 - Quizvraag

Ik ben verliefd
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 8 - Quizvraag

Taal kun je letterlijk of figuurlijk gebruiken. In welke zinnen staat figuurlijk taalgebruik?
A
zij is een erg sterke vrouw
B
hij is een beer van een vent
C
hij is een grote sterke kerel
D
zij is zo sterk als een beer

Slide 9 - Quizvraag

Door een roze bril kijken.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 10 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 11 - Quizvraag

De brandweer haalde de kat uit de boom.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 12 - Quizvraag

Het schilderij springt van het doek.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 13 - Quizvraag

tegenovergestelde van
letterlijk taalgebruik is
figuurlijk taalgebruik
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'In onze tuin staat de hoogste boom van de buurt.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb vlinders in mijn buik
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 17 - Quizvraag

Op een feestje kijk ik altijd eerst de kat uit de boom.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 18 - Quizvraag

Mijn moeder kookt een eitje.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 19 - Quizvraag

Wat vind jij van de smaak van zoute drop?
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 20 - Quizvraag

De toekomst lacht ons tegemoet.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk voor do 20 mei
Maken opdr. 37 en opdr. 38 blz. 215

leren blz. 214
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Slide 22 - Tekstslide