Ma 20 februari figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 2 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 3 - Tekstslide


Na deze les weet je 
wat figuurlijke taal is

Wat is figuurlijk taalgebruik? 
In het volgend filmpje wordt het verschil tussen LETTERLIJK en FIGUURLIJK taalgebruik uitgelegd.

Slide 4 - Tekstslide

Ze kookt van woede.
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 5 - Quizvraag

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 6 - Tekstslide

Het zit hen allemaal mee.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 7 - Quizvraag

figuurlijk taalgebruik
letterlijk taalgebruik
Hij loopt met zijn hoofd in de wolken
Uit de stenen fontein spuit water
De koning reageert met een ijzeren vuist
Hij trok een zuur gezicht
Mijn zusje is erg zoet
Die koekjes smaken erg zoet

Slide 8 - Sleepvraag

letterlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
zoals het er staat
niet precies zoals het er staat
uitdrukkingen, spreekwoorden, zegswijze

Slide 9 - Sleepvraag

Letterlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
Ik heb vlinders in mijn buik.
Ik heb vlinder op mijn hand.
Het paard slaat op hol.
Mijn hart slaat op hol.

Slide 10 - Sleepvraag

Mandy tikt de buurjongen op de rug.
De eigenaar tikt de huurjongen op de vingers
Tirza doet of haar neus bloed.
In de tuin ligt een dode mus.
Het is altijd hetzelfde liedje: je bent te laat!
Ruud is zo sterk als een beer.
Hij maakt zijn vriendin blij met een dode mus
Letterlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik

Slide 11 - Sleepvraag

De toekomst lacht ons tegemoet.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 12 - Quizvraag

Door een roze bril kijken.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 13 - Quizvraag

DOEL

FIGUURLIJK TAALGEBRUIK 


- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen

- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen

- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek



Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 15 - Open vraag

Het schilderij springt van het doek.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 16 - Quizvraag

In onze tuin staat de hoogste boom van de buurt.
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg: letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik
Met figuurlijk taalgebruik bedoelen we dat je iets zegt of schrijft dat je niet letterlijk moet nemen. Figuurlijk taalgebruik kom je tegen bij beeldspraak zoals een vergelijking.
Voorbeelden van figuurlijk taalgebruik
.

vb. Ze kookt van woede. (Ze kookt natuurlijk niet echt. Ze is heel kwaad).

Letterlijk taalgebruik
Met letterlijk taalgebruik bedoelen we dat wat je zegt zo is. Je doet precies wat er wordt gezegd.
vb. Ga de klas uit!

Slide 18 - Tekstslide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
gwn kip met rijst
B
een spreekwoord
C
een uitdrukking en een spreekwoord
D
een uitdrukking

Slide 19 - Quizvraag

Ik weet wat figuurlijk taalgebruik is.
A
ja
B
nee
C
ongeveer
D
snap het niet zo goed

Slide 20 - Quizvraag

Huiswerk voor di 21 februari
Leren blz. 189  Figuurlijk taalgebruik



Maken opdr 31 t/m 34
Over Taal blok 4

Slide 21 - Tekstslide