H2 - Uitleg 'aller' en futur proche

Aller + Futur proche
  • Aan het eind van de les ken ik het rijtje van aller.
  • Aan het eind van de les kan ik de futur proche gebruiken en herkennen.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aller + Futur proche
  • Aan het eind van de les ken ik het rijtje van aller.
  • Aan het eind van de les kan ik de futur proche gebruiken en herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Aller = gaan
Het werkwoord aller betekent in het Nederlands gaan

Ik ga, jij gaat, zij gaan etc.

Kijk op de volgende slide de video en doe mee.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Apprendre par coeur
Je vais
Tu vas
Il / Elle / on va
Nous allons
Vous allez
Ils / Elles vont

Slide 4 - Tekstslide

Comment tu ____ au collège?
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 5 - Quizvraag

Je ____ au Parc Astérix.
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 6 - Quizvraag

Nous ______ à l'école.
A
vais
B
allez
C
va
D
allons

Slide 7 - Quizvraag

Hoe werkt?
De FUTUR PROCHE, in het Nederlands de nabije toekomst, is een werkwoordtijd.
Bij de nabije toekomst gebruiken we het werkwoord gaan + hele werkwoord (ik ga zo opruimen),
en in het Frans is dat precies hetzelfde werkwoord: ALLER + infinitief (je vais ranger tout à l'heure)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Le futur proche
Voorbeelden:
Je vais jouer
Tu vas jouer
Il / Elle / On va jouer
Nous allons jouer
Vous allez jouer
Ils / Elles vont jouer

Slide 10 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu _________ (gaat doen)?
A
va faire
B
vas faire
C
vais faire
D
allons faire

Slide 11 - Quizvraag

Nous ____________ (gaan spelen) de la guitare.
A
allez jouer
B
vont jouer
C
va jouer
D
allons jouer

Slide 12 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
allez - les devoirs - faire - Vous

Slide 13 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
- va - Elle - à Paris - faire du shopping

Slide 14 - Open vraag

Vertel nu in de futur proche wat je straks of vanavond gaat doen. Bijvoorbeeld: Je vais faire mes devoirs. / Je vais manger une pizza. / Je vais dormir. / Je vais regarder la télé. / etc.

Slide 15 - Open vraag