Aller + futur proche deel 1

Aller + Futur proche
  • Aan het eind van de les ken ik het rijtje van 'aller'.
  • Aan het eind van de les kan ik de futur proche gebruiken en herkennen.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Aller + Futur proche
  • Aan het eind van de les ken ik het rijtje van 'aller'.
  • Aan het eind van de les kan ik de futur proche gebruiken en herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Aller = gaan
Het werkwoord aller betekent in het Nederlands gaan

Ik ga, jij gaat, zij gaan etc.

Kijk op de volgende slide de video en doe mee.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Apprendre par coeur (uit hoofd leren)
Je vais
Tu vas
Il / Elle va
Nous allons
Vous allez
Ils / Elles vont

Slide 4 - Tekstslide

Comment tu ____ au collège?
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 5 - Quizvraag

Je ____ au Parc Astérix.
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 6 - Quizvraag

Nous ______ à l'école.
A
vais
B
allez
C
va
D
allons

Slide 7 - Quizvraag

Vous ______ en vacances en voiture?
A
vais
B
allez
C
va
D
allons

Slide 8 - Quizvraag

Mes parents ______ au travail en vélo.
A
vais
B
allez
C
vont
D
allons

Slide 9 - Quizvraag

0

Slide 10 - Video

Le futur proche
goede vorm van avoir + hele werkwoord
Je vais jouer
Tu vas jouer
Il / Elle / On va jouer
Nous allons jouer
Vous allez jouer
Ils / Elles vont jouer

Slide 11 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu _________ (gaat doen)?
A
va faire
B
vas faire
C
vas faites
D
allons faire

Slide 12 - Quizvraag

Nous ____________ (gaan spelen) de la guitare.
A
allez jouer
B
vont jouer
C
allons jouons
D
allons jouer

Slide 13 - Quizvraag

Vous ____________ (gaan dansen) à la discothèque?
A
allez danser
B
vont danser
C
va danser
D
allez dansez

Slide 14 - Quizvraag

Paul ____________ (gaat bezoeken) Paris pendant les vacances.
A
allez visiter
B
vont visiter
C
va visiter
D
allons visiter

Slide 15 - Quizvraag

Je ____________ (ga kopen) un nouveau portable.
A
allez acheter
B
vais acheter
C
va acheter
D
vais achete

Slide 16 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
allez - les devoirs - faire - Vous

Slide 17 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
- va - Elle - à Paris - faire du shopping

Slide 18 - Open vraag

Ik kan de futur proche herkennen en zelf gebruiken in het Frans
ja, herkennen en gebruiken gaat lukken
deels, herkennen wel, gebruiken nog niet
soms, ik moet nog oefenen
ik snap er helaas geen ene pepernoot van

Slide 19 - Poll

Bonne chance!

Slide 20 - Tekstslide