Hfst 3.1 Wat zijn de kosten?

3.1 Wat zijn de kosten?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.1 Wat zijn de kosten?

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Hoe bedrijven waarde toevoegen en welke beloningen daarbij horen
  • Waarom bedrijven investeren en hoe je de afschrijving berekent
  • Waaraan je vaste- en variabele kosten kunt herkennen en hoe je ermee rekent
  • Hoe je de kostprijs per product kunt bereken

Slide 3 - Tekstslide

Waarde toevoegen wordt beloond
De extra waarde die je ontstaat door een product te bewerken, noem je de Toegevoegde Waarde. 
Alle middelen die je nodig hebt om iets te produceren, noem je de Productiefactoren. 

Degen die een productiefactor levert, ontvangt hiervoor een beloning!

Slide 4 - Tekstslide

Productiefactoren
Kapitaal: 
Arbeid:
Natuur:
Ondernemerschap: 

Slide 5 - Tekstslide

Kapitaal
Alle Kapitaalgoederen die je langere tijd gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen. De beloning zijn Huur voor gebouwen en Rente voor geld lenen.

Slide 6 - Tekstslide

Arbeid
Alles wat mensen bij de productie doen.
Hiervoor krijgen die mensen een beloning en dat is Loon

Slide 7 - Tekstslide

Natuur
Bijvoorbeeld een stuk grond, bomen, grondstoffen, aardolie en aardgas. De beloning die ze hiervoor krijgen is Pacht of wel Grondhuur

Slide 8 - Tekstslide

Ondernemerschap
Alles wat de ondernemer organiseert. Die krijgt dan als beloning Winst

Slide 9 - Tekstslide

Nieuwe machines?
Bedrijven moeten vaak veel geld Investeren.
Ze gaan dan Kapitaalgoederen aanschaffen, zoals machines of voertuigen. 
De aanschafkosten van een kapitaalgoed moet een bedrijf verdelen over de gebruiksjaren.
De Afschrijving geeft aan hoeveel het jaarlijks in waarde vermindert.

Slide 10 - Tekstslide

Variabel of vast?
Variabele kosten: veranderen als je meer of minder gaat produceren.

Vaste kosten: veranderen niet meteen als je meer of minder gaat produceren. 

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten
Bladzijde 74
Alle opdrachten maken
Mag overleggen met degene die naast je zit. Op normale toon. 
Als je klaar bent ga je beginnen aan: Weet je het nog? van dit hoofdstuk!

Slide 12 - Tekstslide

Berekening afschrijving
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Een meubelmaker koopt een zaagmachine van 16500 euro. De machine wordt 8 jaar gebruikt. Als hij na 8 jaar wordt ingeruild, is de restwaarde 1500 euro.

Slide 13 - Tekstslide

Wat kost het om dat te maken?
Als bedrijf moet je weten wat de Totale kosten zijn.
Als je de Totale kosten deelt door het aantal producten, weet je de Kostprijs per product. 
Totale kosten= Vaste kosten + Variabele kosten

Kostprijs per product= (Vaste kosten + Variabele kosten) : aantal producten
(Totale Kosten)

Slide 14 - Tekstslide