Belangrijke begrippen; H5.1; Laag-Nederland, Hoog-Nederland, sedimentatie, oeverwallen, inklinken, komgronden, delta, duinen, hoogveen en laagveen.
Vaardigheden: leerling kan het Nederlands landschap beschrijven, leerling kent de gevaren van hoog en laag water in Nederland
Belangrijke begrippen;
H5.2; dijken, polder, zeepolders, veenpolder, droogmakerij, deltaplan en stroomgebied
Vaardigheden: leerling kent het stroomgebied van de Nederlandse rivieren, leerling kent het overstromingsgevaar van Nederland