3.4 Geslachtschromosomen

T3 Genetica
3.4 Geslachtschromosomen
  • Leerboek op tafel
  • Telefoon in het zakkie op tafel
  • Jas uit en over je stoel
  • Tas op de grond
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

T3 Genetica
3.4 Geslachtschromosomen
  • Leerboek op tafel
  • Telefoon in het zakkie op tafel
  • Jas uit en over je stoel
  • Tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Korte herhaling kruisingen & stambomen
- Uitleg X-chromosomaal
- X-chromosomaal met een stamboom
- Opdrachten 35 t/m 42 maken

Slide 2 - Tekstslide

Stel een "Rus" konijn wordt gekruist
met een "Donker geel" konijn.
Alle nakomelingen zijn "Midden geel".
Hoe noemen we het fenotype
van deze nakomelingen?
A
een dominant fenotype
B
een recessief fenotype
C
een intermediair fenotype
D
een heterozygoot fenotype

Slide 3 - Quizvraag

De overerving is autosomaal. Korte
vingers is dominant. Hoe groot
is de kans (in %) dat kind(?)
korte vingers zal krijgen?

Slide 4 - Open vraag

Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle individuen van de F1 zijn grijs. Deze F1-individuen worden onderling gepaard.
Van de 113 individuen van de F2 zijn er 84 grijs en 29 zwart.

Hoeveel van de 84 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?
A
28
B
42
C
56
D
Alle 84

Slide 5 - Quizvraag

De overerving is autosomaal. Korte vingers is dominant. Hoe groot is de kans (in %) dat kind(?) korte vingers zal krijgen?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe noemen we deze
afbeelding
en wat is het geslacht?
A
Dit is een genenbank en het is een man
B
Dit is een karyogram en het is een man
C
Dit is een genenbank en het is een vrouw
D
Dit is een karyogram en het is een vrouw

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe door de overerving van geslachtschromosomen het geslacht van een mens wordt bepaald.
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen voor X-chromosomale overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema, of uit stambomen over X-chromosomale overerving.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Een overerving kan:
autosomaal of X-chromosomaal zijn.

Wat is het verschil?

Slide 12 - Tekstslide

Autosomaal / X-chromosomaal
Open BINAS 70B, dit is een karyogram

Chromosoomparen 1 t/m 22 zijn autosomen
Chromosoompaar 23 kan bestaan uit:
  • 2 X-chromosomen (vrouw)
  • een X- en een Y-chromosoom (man)

Slide 13 - Tekstslide

Het gen voor een autosomale eigenschap kan liggen op:
A
Het X-chromosoom
B
Het Y-chromosoom
C
Chromosoom 1
D
Elk van chromosoom 1 t/m 22

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

B = kleurenziend                b = kleurenblind
Moeder is drager

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Stambomen
Schrijf als het mogelijk is altijd in de stamboom!

1) Wat is dominant, wat is recessief -> volgende dia
2) Noteer in de stamboom welke individuen homozygoot recessief zijn
3) Bepaal welke individuen heterozygoot moeten zijn
4) Welke individuen homozygoot dominant zijn is niet altijd vast te stellen

Intermediair/Codominant is makkelijker :)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

X-chromosomale overerving
- Zonen krijgen het x-chromosoom altijd van hun moeder
- Dochters krijgen altijd een x-chromosoom van hun vader


Kruisingsregel x-chromosomale overerving:
'zieke dochters hebben zieke vaders'

Slide 20 - Tekstslide

lapjeskat/ schildpadkleur = altijd vrouw
X zwart    X rood

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht: wat als....
lapjes kat  x zwarte kater

Welke kleur(en) dochters zijn er mogelijk?
Welke kleur(en) zonen zijn er mogelijk?

Slide 22 - Tekstslide

Onthouden!
  • Bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante vaders altijd dominante dochters hebben. 
  • Bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante zoons altijd een dominante moeder hebben. 
  • Is er een zoon die een ander fenotype heeft dan moeder en/ of een dochter die een ander fenotype heeft dan vader: het X allel van de man is recessief.

Slide 23 - Tekstslide

Is uit de stamboom af te leiden of dit allel autosomaal of X-chromosomaal overerft?
A
Ja, de ziekte erft autosomaal over.
B
Ja, de ziekte erft X-chromosomaal over.
C
C. Nee, dit is niet hieruit op te maken.

Slide 24 - Quizvraag

Ik snap nu X-chromosomale kruisingen
A
Ja, ik snap het en kan er zelf mee aan de slag.
B
Gedeeltelijk, ik vind het erg lastig
C
Nee, ik snap er helemaal niets van

Slide 25 - Quizvraag

Huiswerk
- Lezen T3 BS 4
- Maken opdracht 35 t/m 42 online of uit boek

Slide 26 - Tekstslide