Thema 3 Bs 4 Geslachtschromosomen

Thema3 Genetica
Basisstof 4
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema3 Genetica
Basisstof 4

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Herhaling BS 1 - 3
- Uitleg X-chromosomaal
- X-chromosomaal met een stamboom
- Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een FENOTYPE en een GENOTYPE?
A
Het fenotype is het totale DNA in je cellen en het genotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.
B
Het genotype zijn alle verschillende cellen en het fenotype zijn alle verschillende genen.
C
Het fenotype zijn alle verschillende cellen en het genotype zijn alle verschillende genen.
D
Het genotype is het totale DNA in je cellen en het fenotype zijn de zichtbare uiterlijke kenmerken.

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Zet in de juiste volgorde van
klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.

Slide 6 - Quizvraag

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
chromosoom
gen
allel
draad van DNA  met erfelijke informatie
deel van een chromosoom met erfelijke info over 1 eigenschap
uitvoering (verschijningsvorm) van een gen

Slide 7 - Sleepvraag

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
46
23
2
Zoveel exemplaren heb je van ieder gen in een lichaamscel
Zoveel chromosomen zitten in iedere lichaamscel (=autosomaal)
Zoveel chromosomen zitten in iedere geslachtscel 

Slide 8 - Sleepvraag

Hoe noemen we deze
afbeelding
en wat is het geslacht?
A
Dit is een genenbank en het is een man
B
Dit is een karyogram en het is een man
C
Dit is een genenbank en het is een vrouw
D
Dit is een karyogram en het is een vrouw

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een juiste definitie van een dominant en/of recessief allel wanneer we praten over een genotype?
A
Dominante allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (AA)
B
Recessieve allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (aa)
C
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het dominante allel (A) zichtbaar in het fenotype
D
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het recessieve allel (a) zichtbaar in het fenotype

Slide 10 - Quizvraag

Stel een "Rus" konijn wordt gekruist
met een "Donker geel" konijn.
Alle nakomelingen zijn "Midden geel".
Hoe noemen we het fenotype
van deze nakomelingen?
A
een dominant fenotype
B
een recessief fenotype
C
een intermediair fenotype
D
een heterozygoot fenotype

Slide 11 - Quizvraag

De overerving is autosomaal. Korte
vingers is dominant. Hoe groot
is de kans (in %) dat kind(?)
korte vingers zal krijgen?

Slide 12 - Open vraag

Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle individuen van de F1 zijn grijs. Deze F1-individuen worden onderling gepaard.
Van de 113 individuen van de F2 zijn er 84 grijs en 29 zwart.

Hoeveel van de 84 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?
A
28
B
42
C
56
D
Alle 84

Slide 13 - Quizvraag

Doelstellingen
  • Je weet hoe geslacht bepaald wordt 
  • Je kunt het stappenplan voor kruisingsvraagstukken toepassen bij eigenschappen die op het X-chromosoom liggen
  • Je kunt uit een stamboom afleiden of eigenschappen X-chromosomaal kunnen overerven.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Een overerving kan:
autosomaal of X-chromosomaal zijn.

Wat is het verschil?

Slide 17 - Tekstslide

Autosomaal / X-chromosomaal
Open BINAS 70B, dit is een karyogram

Chromosoomparen 1 t/m 22 zijn autosomen
Chromosoompaar 23 kan bestaan uit:
  • 2 X-chromosomen (vrouw)
  • een X- en een Y-chromosoom (man)

Slide 18 - Tekstslide

Het gen voor een autosomale eigenschap kan liggen op:
A
Het X-chromosoom
B
Het Y-chromosoom
C
Chromosoom 1
D
Elk van chromosoom 1 t/m 22

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

B = kleurenziend                b = kleurenblind
Moeder is drager

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

STAMBOMEN
Schrijf als het mogelijk is altijd in de stamboom!

1) Wat is dominant, wat is recessief -> volgende dia
2) Noteer in de stamboom welke individuen homozygoot recessief zijn
3) Bepaal welke individuen heterozygoot moeten zijn
4) Welke individuen homozygoot dominant zijn is niet altijd vast te stellen

Intermediair/Codominant is makkelijker :)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

X-chromosomale overerving
- Zonen krijgen het x-chromosoom altijd van hun moeder
- Dochters krijgen altijd een x-chromosoom van hun vader


Kruisingsregel x-chromosomale overerving:
'zieke dochters hebben zieke vaders'

Slide 25 - Tekstslide

lapjeskat/ schildpadkleur = altijd vrouw

X zwart    X rood

Slide 26 - Tekstslide

wat als....
lapjes kat  x zwarte kater

Welke kleur(en) dochters zijn er mogelijk?
Welke kleur(en) zonen zijn er mogelijk?

Slide 27 - Tekstslide

Onthouden!
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante vaders altijd dominante
dochters hebben. 
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante zoons altijd een dominante
moeder hebben. 
-Is er een zoon die een ander fenotype heeft dan moeder en/ of een dochter die een ander fenotype heeft dan vader: het X allel van de man is recessief.

Slide 28 - Tekstslide

Is uit de stamboom af te leiden of dit allel autosomaal of X-chromosomaal overerft?
A
Ja, de ziekte erft autosomaal over.
B
Ja, de ziekte erft X-chromosomaal over.
C
C. Nee, dit is niet hieruit op te maken.

Slide 29 - Quizvraag

Ik snap nu X-chromosomale kruisingen
A
Ja, ik snap het en kan er zelf mee aan de slag.
B
Gedeeltelijk, ik vind het erg lastig
C
Nee, ik snap er helemaal niets van

Slide 30 - Quizvraag

Wat kan je gaan doen?
- Lezen BS 4
- Maken opdracht 40 t/m 51

Slide 31 - Tekstslide