staatsinrichting

intro les
- jaarplanning
- PTA en uitleg herkansing
- PWS
- boekjes
1 / 185
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecondary Education

In deze les zitten 185 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

intro les
- jaarplanning
- PTA en uitleg herkansing
- PWS
- boekjes

Slide 1 - Tekstslide

intro les
- jaarplanning
- PTA en uitleg herkansing
- PWS
- boekjes

Slide 2 - Tekstslide

Jaarplanning
periode 1: Staatsinrichting en Mini-Gobernashon
toetsweek 1: 120 min, twee boekjes 
NIET herkansbaar

Slide 3 - Tekstslide

Jaarplanning
  • periode 2: PO over een zelf gekozen onderwerp uit de geschiedenis van de 20ste eeuw
  • inleveren: vrijdag 1 december 2023
Je krijgt ook tijd in de les om er aan te werken, maar we zijn ook bezig met het onderwerp Oorlog & Vrede
  • NIET herkansbaar

Slide 4 - Tekstslide

Jaarplanning
periode 3: Oorlog en Vrede
toetsweek 3: 120 min, Hele boekje aantekeningen en jaartallen
NIET herkansbaar

Slide 5 - Tekstslide

Jaarplanning
examentraining met spotprenten/gebeurtenissen/herhaling van verbanden

Slide 6 - Tekstslide

Eindcijfer 
Schoolexamencijfer bestaat uit: 
1. onafgeronde cijfer uit V4 voor 20%
2. onafgeronde cijfer uit V5 voor 20%
3. Cijfer toetsweek 1 V6 voor 20%
4. cijfer PO V6 voor 20%
5. cijfer toetsweek 3 V6 voor 20%

Slide 7 - Tekstslide

Centraal examen
3 boekjes: Staatsinrichting, Mini Gobernashon, Oorlog en Vrede

wordt door 2 mensen nagekeken
EINDCIJFER =  SE + CE / 2

Slide 8 - Tekstslide

Herkansing
  • stof: 
1. Staatsinrichting H 1t/m 3
2. Mini Gobernashon
3. Oorlog en vrede H 1 t/m 3
  • berekening cijfer:
onafgeronde cijfer van alle schoolexamens + cijfer voor de herkansingstoets / 2 = je nieuwe cijfer  
NB: vervangt dus de andere cijfers voor je schoolexamens, het hoogste cijfer telt => in de praktijk gebeurt dit weinig

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld herkansing
SE 1 = 3,5                           cijfer herkansing  = 6,2
SE 2 = 5,6                          eindcijfer herkansing = 5,78 + 6,2/ 2= 5,99           
SE 3 = 6  
PO = 7
overgangscijfer  6,8                maar   cijfer herkansing = 4,8
gemiddeld SE 5,78                   eindcijfer herkansing = 5,78 + 4,8/2
                                                          = 5,29

Slide 10 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Jullie hebben een A4-tje waarop je de volgende punten OPSCHRIJFT!

1. bedenk 50 onderwerpen die in de Canon van Curaçao zou moeten komen te staan. Geef korte toelichting!
2.   Maak van deze 50 een selectie van onderwerpen over de geschiedenis van Curaçao die volgens jullie zeker in de examenstof zou moeten worden getoetst. Geef een toelichting waarom!
3. Welke onderwerpen uit de Canon zouden NIET in het examen hoeven? Geef een toelichting!

Slide 11 - Tekstslide

Staatsinrichting Nederlandse Antillen en  Curaçao

Slide 12 - Tekstslide

1.1 WIC 
  • opgericht in 1621 met 2 doelen:
  1. Oorlog tegen de Spanjaarden -> Spaanse schepen kapen
  2. handel drijven 

Slide 13 - Tekstslide

verovering Curaçao
  •  1634 Johan van Walbeeck verovert Curaçao op de Spanjaarden
  •  belangrijk voor zout en haven

Slide 14 - Tekstslide

 WIC op Curaçao en andere Antillen

  •  recht van bestuur 
  •  rechtspraak 
  • verdeling Bovenwindse - en Benedenwindse eilanden

Slide 15 - Tekstslide

Bestuur WIC van 1634 - 1791
  • verdeling ook qua bestuur Boven - en Benedenwindse eilanden. Dus er was een aparte directeur voor Boven en een aparte directeur voor Beneden.
  • Directeur -> verantwoordelijk voor Curaçao/ St Eustatius
  • Commandeur -> voor Aruba en Bonaire/ St. Maarten en Saba

Slide 16 - Tekstslide

Raad van Policie
  • steunen de Directeur in bestuur en rechtspraak
  •  bestond uit 7 à 9 man
  •  benoemd uit ambtenaren van de WIC en een paar burgers
  •  gaven vooral advies maar zorgden ook voor corrupt bestuur
  • weinig invloed

Slide 17 - Tekstslide

1.2 bevolking 
  • Veel Europeanen van protestantse afkomst
  •  behoorden tot de lage klassen in Europa
  •  uit deze groep ontstond een tweedeling:
  1. rijke bovenlaag -> bestuurders, hoge ambtenaren, officieren
  2. arme onderlaag -> soldaten, ambachtslieden, kleine handelaren etc. 

Slide 18 - Tekstslide

Portugese joden (Sefardisch)
  • vanaf 1650 naar Curaçao
  • veel handelaren met belangrijke contacten
  • gevlucht voor katholieke Spanjaarden
  •  vormden tweede sociale toplaag
  • oudste nog bestaande synagoge in dit deel van de wereld

Slide 19 - Tekstslide

van piraterij naar slavenhandel
  • 1648 Verdrag van Münster -> vrede met Spanje waardoor er geen kaapvaart meer was
  •  WIC gaat over op de slavenhandel, ook doordat de WIC plantages heeft verovert op de Spanjaarden en Portugezen

Slide 20 - Tekstslide

vemenging
  •  ontstaan verschillende etnische groepen
  • grote verschillen tussen de verschillende groepen
  • hoe lichter de huidskleur, hoe beter de maatschappelijke positie

Slide 21 - Tekstslide

Einde WIC
  • eerste WIC 1621 - 1674 -> corruptie en slecht bestuur grootste oorzaak
  • tweede WIC 1675 - 1791 -> einde door teruglopende inkomsten van de slavenhandel, veel concurrentie van het buitenland, problemen in de Republiek waardoor er geen aandacht was voor de WIC 
  • bestuur over de Antillen nu in handen van de Staten-Generaal in Den Haag

Slide 22 - Tekstslide

1.3 Curacao en onderhorigen
Een onrustige tijd 1795-1815

Slide 23 - Tekstslide

Napoleon aan de macht
  • Hij wil heel Europa veroveren -> ook de Republiek
  •  Engelsen vormen coalities om Napoleon te verslaan
  • Coalities bestaan uit Engeland, Pruisen, Rusland, Oostenrijk
  • De oorlogen ook in het Caribisch gebied
  • Eilanden soms onder Engels, soms onder Frans gezag

Slide 24 - Tekstslide

Nederland Koninkrijk
  • 1815 Slag bij Waterloo waar Napoleon definitief wordt verslagen door Engeland, Pruisen, Rusland en Oostenrijk
  •  Republiek ten einde en Nederland wordt een koninkrijk
  • Het Koninkrijk der Nederlanden moet een buffer vormen tegen Frankrijk

Slide 25 - Tekstslide

Koning Willem I
  • Nieuwe koning van de Nederlanden
  • vond handel heel belangrijk, daardoor kreeg hij zijn bijnaam 'Koopman-koning'
  • De Nederlandse Antillen vielen nu direct onder hem

Slide 26 - Tekstslide

Beter verdien-model
  •  Willem I wil geld verdienen aan de koloniën, nu is er alleen maar verlies
  •  Hij stelt Johannes van den Bosch aan om orde op zaken te stellen. 
  • Plan van den Bosch in 1828: 
Alle koloniën in de West onder 1 bestuur: dus Boven- en Benedenwindse eilanden gaan samenwerken met Suriname

Slide 27 - Tekstslide

voordelen
  1.  minder bestuurlijke kosten
  2. de plantage-economie van Suriname en de handelseconomie van Curaçao zouden elkaar stimuleren
  3. Slaven vanuit Curaçao verhandelen naar Suriname, plantageproducten naar Curaçao

Slide 28 - Tekstslide

grote mislukking
  • economisch geen succes, juist grotere kostenpost door de grote afstand tussen de koloniën
  • 1845 werd de samenvoeging weer ongedaan gemaakt
  • Suriname wordt 1 kolonie
  • Boven- en Benedenwindse eilanden worden nu "Curaçao en onderhorigen" met een nieuw bestuur

Slide 29 - Tekstslide

1845 nieuwe bestuur voor de eilanden
- Gouverneur krijgt alle macht in handen
- Hij krijgt advies van de nieuw opgerichte Koloniale Raad
- Bepalen alles over Curaçao en de rest van de eilanden
- De Koloniale Raad bestond uit mensen van Curaçao

Slide 30 - Tekstslide

Koning Willem II
  • neemt  in 1840 de macht over van zijn vader
  • in 1848 stemt hij in met grote veranderingen van de grondwet in Nederland

Slide 31 - Tekstslide

Grondwet van 1848
  • De liberale minister Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet
  • De macht van de koning wordt beperkt (ministriële verantwoordelijkheid)
  • De macht van het parlement wordt vergroot

Slide 32 - Tekstslide

Veranderingen voor de Koloniale Raad
  • Bestaat nu uit 13 leden
  • 1865 krijgt de Raad 2 bevoegdheden erbij:
  1. recht van initiatief
  2. recht van amendement
  • De koloniën krijgen niet meer zelfstandigheid

Slide 33 - Tekstslide

Raad van Politie
  •  Wat was ook alweer Raad van PoliCie?
  • in 1865 krijgen alle eilanden behalve Curaçao een lokaal bestuur = Raad van Politie
  • Op Curaçao bleef de Koloniale Raad bestaan

Slide 34 - Tekstslide

Raad van Politie
Bestond uit:
  •  Een gezaghebber of onder-gezaghebber
  •  twee landsraden
  • de landsraden werden d.m.v. beperkt mannenkiesrecht gekozen
  • gouverneur bleef de wetten goed- of afkeuren
  • dus nog geen zelfstandigheid

Slide 35 - Tekstslide

Gevolgen
  •  Andere eilanden waren blij
  • Curaçao was boos
  • Nederland vond het volkomen normaal dat er verschil was en vooral dat er geen beperkt kiesrecht was op Curaçao (zie bron 6)

Slide 36 - Tekstslide

Kritiek op de Koloniale Raad
  1.  De Koloniale Raad werd niet gekozen waardoor het geen weerspiegeling van de bevolking was
  2. Er zaten alleen maar mannen van Curaçao in waardoor de andere eilanden zich niet vertegenwoordigd voelden
  3. De Koloniale Raad bestond uit rijke, witte mannen die geen band hadden met de rest van de bevolking. Was erg elitair

Slide 37 - Tekstslide

Kritiek van de Koloniale Raad
  1.  Nederlandse regering legde de besluiten van de Koloniale Raad naast zich neer
  2. De Koloniale Raad vond dat ze te weinig vertrouwen kreeg vanuit Den Haag

Slide 38 - Tekstslide

1.5 Samenleving rond 1865
  • groepen gescheiden van elkaar. Er was bijna geen contact
  • maatschappelijke positie werd bepaald door:
-  huidskleur
- beroep
- godsdienst

Slide 39 - Tekstslide

afschaffing slavernij
  • 1 juli 1863  officiële afschaffing van slavernij 
  • veranderde weinig voor de zwarte bevolking
  • ze bleven afhankelijk van hun oude meesters
  • maar kregen wel juridische vrijheid en burgerrechten

Slide 40 - Tekstslide

1.6 de macht van de gouverneur 
  • tot 1950 de machtigste man want hij hoefde geen verantwoording af te leggen en kon alles doen
  • Nepotisme door gouverneur en gezagsdragers
  • alle andere belangrijke hoge ambtenaren, gezagsdragers en officieren waren Europese Nederlanders

Slide 41 - Tekstslide

Cola Debrot
  • 1962 tot 1970 Eerste 'Antilliaanse' gouverneur
  •  geboren op Bonaire waar zijn vader een plantage had
  • ook de Venezolaanse nationaliteit
  • middelbare school en universiteit (Utrecht en Amsterdam) in Nederland
  • Na 1945 als arts naar Curaçao
  • vanaf 1952 in de politiek

Slide 42 - Tekstslide

1.7 De komst van de olie-industrie
  • 1915 komst van Shell naar Curaçao en Aruba
  • dit zorgde voor grote veranderingen:
- de economie bloeide enorm op
- uit heel het Caribisch gebied kwamen mensen naar Aruba en Curaçao om te werken in de olie-industrie
- oude witte elite verliest hun machtspositie

Slide 43 - Tekstslide

nadelige gevolgen voor witte elite
  • Afro-Curaçaoënaar niet meer afhankelijk van de Sjon voor werk, er is genoeg werk in de industrie
  •  Nieuwe ambtenaren uit Nederland komen om het werk van de elite over te nemen in het bestuur 

Slide 44 - Tekstslide

1.8 Politieke emancipatie
1936 komt er een nieuwe Staatsregeling waardoor er meer mogelijkheden komen voor iets meer zelfbestuur 

Slide 45 - Tekstslide

Staatsregeling 1936
  • Koloniale Raad wordt vervangen door gedeeltelijk gekozen Staten
  •  10 van de 15 Statenleden werden gekozen door censuskiesrecht. 6 zetels voor Curaçao, 2 zetels voor Aruba, 1 zetel voor Bonaire en 1 zetel voor de Bovenwindse eilanden
  • 5 Statenleden werden gekozen door de gouverneur, waarvan 1 altijd in dienst was van Shell
  • het woord 'Kolonie' werd vervangen door "overzeese gebieden"'

Slide 46 - Tekstslide

censuskiesrecht
  • Drang naar meer invloed van burgers
  •  Op heel de NL Antillen (90.000 inwoners) mochten er 2.754 mensen stemmen. 2000 woonden op Curaçao, 1  was niet wit
  • Da Costa Gomez wil veranderingen, zoals algemeen mannen-en vrouwenkiesrecht

Slide 47 - Tekstslide

1.9 verlangen naar meer autonomie
  • Koloniale Raad en later de Staten waren op Curaçao waar zij zich bezig hielden met vooral lokale zaken
  • andere eilanden hadden meer zelfbestuur door de gezaghebber en landsraden (Raad van Politie)
  • altijd goedkeuring van gouverneur nodig
  • eilanden hadden geen eigen budget en waren dus altijd afhankelijk van Curaçao en Nederland
  • andere eilanden wilden los komen van Curaçao

Slide 48 - Tekstslide

Hoofdstuk twee 
  • Onbedoeld zijn er grote veranderingen op komst
  • 6 december 1942 DE radiotoespraak van Wilhelmina waarin ze zegt: "Binnen het koninkrijk is er geen plaats voor verschil in behandeling op grond van ras of landsaard."

Slide 49 - Tekstslide

Het statuut van 1954
  • Ondertekend door Efrain Jonckheer en koningin Juliana
  • Steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan

Slide 50 - Tekstslide

2.1 Vier oorzaken voor meer politieke zelfstandigheid
  1. Tijdens WOII waren de Antillen niet bezet
  2. In WOII waren de Antillen van groot belang voor de Geallieerden op strategisch en economisch gebied

Slide 51 - Tekstslide

2.1 Vier oorzaken voor meer politieke zelfstandigheid
 3.  1941 werd Het Atlantisch Handvest opgesteld door Roosevelt en Churchill, waarin werd afgesproken dat staten het zelfbeschikkingsrecht kregen na de oorlog
4.   op 6 december 1942 hield Wilhelmina DE radiotoespraak

Slide 52 - Tekstslide

Politieke partijen 
Doel: weg met de autoritaire gouverneur, meer zelfstandigheid en algemeen kiesrecht
  • DP => Democratische Partij (1944) o.l.v. Efrain Jonckheer
  • NVP => Nationale Volkspartij (1948) o.l.v. Da Costa Gomez
 

Slide 53 - Tekstslide

Verkiezingen van 1948
  • Algemeen kiesrecht komt tot stand
  •  gouverneur verliest z'n macht (wetgevend en uitvoerend)
  • alle wetgevende macht kwam bij de Staten te liggen 

Slide 54 - Tekstslide

Grondwetwijziging 1948
  • Curaçao en onderhorigen wordt vervangen door de Nederlandse Antillen
  • Nederlandse Antillen worden een autonoom land binnen het koninkrijk

Slide 55 - Tekstslide

2.2 Bestuurlijke veranderingen
  • In 1951 wordt de Eilandenregeling Nederlandse Antillen opgericht = ERNA
  • afspraken over wat elk eiland zelfstandig mocht beslissen en wat het land Nederlandse Antillen zou regelen

Slide 56 - Tekstslide

Wie doet wat? 
Landsbestuur (ERNA)
Eilandenbestuur
politie
infrastructuur
gevangeniswezen
onderwijs
gezondheidszorg
?
vervoer/post
telecommunicatie
inwonerschap N.A.

Slide 57 - Tekstslide

3 redenen waarom ERNA geen succes was
  1. De Eilandenbesturen bleven ondergeschikt aan het Landsbestuur. De eilanden waren dus niet zelfstandig
  2.  Het was toch nog onduidelijk wat door het Landsbestuur en wat nog door de Eilandenbesturen geregeld moest worden
  3. De begrotingen van de Eilandenbesturen moesten worden goedgekeurd door het Landsbestuur

Slide 58 - Tekstslide

Landsbestuur N.A.
  • Was gevestigd op Curaçao en bestond vooral uit Curaçaoënaars 
  • bij begrotingstekort van een eiland moest het Landsbestuur bijspringen
  • zorgde voor spanningen tussen Landsregering N.A. en eilandsbesturen

Slide 59 - Tekstslide

Dekolonisatie
  • Nederland wilde haar koloniën niet kwijt, dus moest er een andere opzet komen om moederland en koloniën bij elkaar te houden
  • 1948-1954 komen Ronde Tafelconferenties 
  • Da Costa Gomez is de belangrijkste man voor N.A.
  • 1954 werd het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden ondertekend

Slide 60 - Tekstslide

Het statuut van 1954
"Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, overwegende dat zij uit vrije wil verklaard hebben in het Koninkrijk der Nederlanden een nieuwe rechtsorde te aanvaarden waarvan zij de eigen belangen behartigen en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verzorgen en wederkerig bijstand verlenen, hebben besloten in gemeen overleg het Statuurt als volgt vast te leggen." 

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

Is Curaçao een staat?
  • Nee, want Curaçao wordt door het buitenland niet erkent als een zelfstandige staat.   
  • Ja, want binnen het koninkrijk is Curaçao een autonoom land, met een eigen regering en een eigen parlement 

Slide 64 - Tekstslide

verschil nachtwakerstaat en verzorgingsstaat
nachtwakerstaat
verzorgingsstaat
parlement hoeft weinig te doen
parlement moet veel doen
regering zorgt voor rust en orde
regering zorgt voor rust en orde
regering zorgt er voor dat de burgers goed verzorgd worden

Slide 65 - Tekstslide

verschil klassieke en sociale grondrechten
klassieke
sociale 
politieke rechten
economische rechten
burgerlijke rechten
sociale en culturele rechten
bijv: kiesrecht, godsdienstvrijheid
bijv: onderwijs, woningen
Bijv: vrijheid van meningsuiting etc...
bijv: pensioen, werk

Slide 66 - Tekstslide

actief en passief kiesrecht
  • actief = zelf gaan kiezen (boven de 18 jaar, Curaçaos ingezetene, en Nederlands paspoort)
  • passief = gekozen worden 

Slide 67 - Tekstslide

3 grondbeginselen statuut
  1. eigen belangen behartigen
  2.  op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verdedigen
  3. elkaar helpen als dat nodig is. 

Slide 68 - Tekstslide

2.4 oorzaken 30 mei 1969
1. Op politiek gebied:
- strijd tussen DP en NVP die elkaar niet uit konden staan
- DP hield op Landsniveau besluiten tegen die de NVP op Eilandsniveau wilde doorvoeren
- DP was de winnaar door slimme politiek in ERNA
- NVP was de grote stemmentrekker op het eiland

Slide 69 - Tekstslide

oorzaken 30 mei 1969
2. op sociaal gebied:
- er was een verdeelde samenleving
- door de komst van Shell was de samenleving sterk veranderd
- de witte elite voelde zich nog steeds verheven boven de zwarte bevolking

Slide 70 - Tekstslide

oorzaken 30 mei 1969
3. op economisch gebied:
- er was sprake van grote werkloosheid
- Shell moest automatiseren om de concurrentie met nieuwe raffinaderijen aan te kunnen
- mensen werden ontslagen 

Slide 71 - Tekstslide

directe gevolgen
  •  oprichting FOL (Frente Obrero y Liberashon) juni 1969
  • FOL had felle kritiek op de regering en de overheid
  • FOL kwam op voor de arbeiders
  • FOL haalde 23% van de stemmen
  • FOL gaf DP en Jonckheer de schuld van 30 mei
  • DP blijft de grootste partij (44% van de stemmen)

Slide 72 - Tekstslide

Vakbondsleider
Amador Nita 
Cola Debrot 
eerste antilliaanse 
gouverneur
Stanley Brown
oprichter van Vitó
Wilson 'Papa' Godett
tijdens de 
opstand gewond
geraakt door een 
kogel

Slide 73 - Tekstslide

2.5 Politieke cultuur op Curaçao
  •  altijd al patronage: zwarte bevolking was afhankelijk van witte elite. 
  • na 1954 opkomst van politiek patronage: politieke elite verleende gunsten aan trouwe kiezers

Slide 74 - Tekstslide

Politieke patronage na 1969
  •  witte politieke elite maakt plaats voor zwarte politieke elite, maar patronage blijft bestaan
  • situatie verslechterde omdat men snelheid belangrijker vond dan competentie
  • mensen werden benoemd op posities waar ze eigenlijk geen opleiding voor hadden gehad
  • de arme achterban van de nieuwe politici had veel wensen die moeilijk te vervullen waren

Slide 75 - Tekstslide

2.6 onafhankelijkheid
  •  Nederlands optreden bij 30 mei zorgde voor slechte berichten in de wereldpers
  • roep om dekolonisatie wordt groter, vooral in NL
  • de NL Antillen waren een grote kostenpost

Slide 76 - Tekstslide

Suriname gaat eerst
  •  25 oktober 1975 wordt Suriname onafhankelijk
  • onafhankelijkheid zorgt voor teleurstelling en daarmee ook de wil om de Antillen onafhankelijk te maken
  • Desi Bouterse pleegt op 25 februari 1980 een staatsgreep

Slide 77 - Tekstslide

2.7 Status Aparte Aruba
  •  verlangen was er al vanaf 1900
  • voelde zich achtergesteld aan Curaçao
  • met ERNA (en evenveel zetels) probeerde Nederland Aruba tevreden te houden

Slide 78 - Tekstslide

ERNA helpt niet
  •  Curaçao ontevreden over de toegenomen invloed van Aruba
  •  na 30 mei 1969 waren de Arubanen bang dat de opstand en nieuwe ideeën ook naar Aruba zou komen. 
  • Arubanen vonden zichzelf  racistisch (bron 9, blz 22) 

Slide 79 - Tekstslide

Betico Croes
  • richt in 1971 de MEP (Arubaanse Volkspartij)op, met als doel: afscheiding
  • krijgt grote aanhang
  • 1983 wordt zelfbeschikkingsrecht erkend door Nederland

Slide 80 - Tekstslide

Status Aparte
  • 1986 stapt Aruba uit de Nederlandse Antillen en krijgt een aparte status binnen het koninkrijk
  • voorwaarde: binnen 10 jaar volledig onafhankelijk worden
  • Is nooit gebeurd en dat wilden ze ook niet

Slide 81 - Tekstslide

2.8 een nieuw koninkrijk?
  • Referendum van 1993: grotere zelfstandigheid van de N.A., ja of nee?
  • grote meerderheid wilde geen verandering (73%)
  • bevolking wilde een einde aan de corruptie
  • Nederland gaat zich meer bemoeien 

Slide 82 - Tekstslide

Nieuw akkoord
  • 2006: afgesproken dat Curaçao en St. Maarten een status aparte krijgen binnen koninkrijk
  • 2009: Referendum gehouden en nu zei 52% JA

Slide 83 - Tekstslide

Nederlandse Antillen opgeheven
  •  10-10-10 Curaçao (en St. Maarten) autonoom land binnen het koninkrijk
  • BES-eilanden vallen onder Nederland
  • Het koninkrijk bestaat uit 4 landen

Slide 84 - Tekstslide

Slide 85 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 Democratie en Rechtstaat

Wanneer is het vrijheid van meningsuiting en wanneer is het beledigen? 

Slide 86 - Tekstslide

3.1 Wat is een rechtsstaat?
  • Burgers hebben zowel rechten als plichten in een rechtsstaat.
  • Grondrechten zijn ontwikkeld om burgers te beschermen tegen machtsmisbruik door de overheid.
  • De scheiding der machten (trias politica) zorgt voor een evenwicht tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.

Slide 87 - Tekstslide

Rechten en plichten
  • Burgers hebben de plicht om de wet te kennen en te respecteren.
  • Morele plicht om de grondrechten van anderen te respecteren.
  • Grondrechten zijn ook wel bekend als mensenrechten en stellen grenzen aan het optreden van de overheid.

Slide 88 - Tekstslide

Bescherming van grondrechten
  • Grondrechten zijn ontworpen om burgers te beschermen tegen machtsmisbruik door de overheid.
  • Grondrechten beperken het optreden van de overheid tegen burgers.

Slide 89 - Tekstslide

Scheiding der machten
  • Trias politica: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht worden door verschillende organen uitgeoefend.
  • Evenwicht tussen de machten voorkomt machtsmisbruik en waarborgt de rechten van burgers.

Slide 90 - Tekstslide

Constitutionele monarchie
  • Staatshoofd heeft voornamelijk een symbolische en ceremoniële rol.
  • Bevoegdheden van het staatshoofd worden beperkt door de grondwet.
  • Nederlandse Antillen is een voorbeeld van een constitutionele monarchie.

Slide 91 - Tekstslide

3.2 Democratie

Slide 92 - Tekstslide

directe en indirecte democratie
  • demos = het volk,   kratein = regeren
  • directe democratie = alle burgers beslissen meteen mee
  • indirecte democratie = het volk kiest vertegenwoordigers die namens hen regeren

Slide 93 - Tekstslide

invloed Verlichting
Uitbreiding van de democratie met 3 idealen:
1. volkssoevereiniteit
2. trias politica
3. sociaal contract

Slide 94 - Tekstslide

Voorwaarden democratie
  1. alle volwassen in een land moeten invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming door algemeen kiesrecht
  2. er moet sprake zijn van een rechtsstaat (rechten en plichten)
  3. de overheid moet de grondrechten van de burgers respecteren 

Slide 95 - Tekstslide

Voorwaarden democratie
4. er moet sprake van gelijkheid zijn -> geen discriminatie op grond van huidskleur, sekse, politieke of godsdienstige opvattingen of seksuele geaardheid
5. mensen moeten vrij kunnen zijn "pursuit of happiness"

Slide 96 - Tekstslide

3.3 Parlementaire democratie
Kenmerken parlementaire democratie:
  1. algemeen kiesrecht (moet geheim zijn)
  2. regelmatig verkiezingen (iedere 4 jaar)
  3. vrijheid van meningsuiting (houdt op bij belediging)

Slide 97 - Tekstslide

parlementaire democratie
4. vrijheid van vereniging en vergadering (eigen partij oprichten)
5. trias politica

Slide 98 - Tekstslide

Referendum
  • burgers mogen mee praten over een  bepaald onderwerp
  • is een voorbeeld van directe democratie
  • voordeel: de bevolking staat achter het besluit
  • nadeel: burgers moeten kennis hebben over het onderwerp en niet met emotie stemmen

Slide 99 - Tekstslide

Parlementair vs presidentieel
parlementair stelsel
presidentieel stelsel
bevolking kiest alleen parlement
bevolking kiest parlement en president
symbolische en representatieve functie
president heeft uitvoerende macht
parlementaire monarchie
VS/Frankrijk
parlementaire republiek
Curacao: constitutionele monarchie met parlementair stelsel 

Slide 100 - Tekstslide

dictatuur
kenmerken van een dictatuur:
1. macht in handen van 1 persoon of familie of kleine groep mensen
2. geen grondwet
3. politieke willekeur
4. burgers leven in angst
5. burgers zijn ondergeschikt aan de staat 

Slide 101 - Tekstslide

sociale voorwaarden
Deze zijn nodig voor een goed functionerende democratie:
- gunstige sociaal-economische ontwikkeling (genoeg werk)
- sociaal-economische gelijkheid (geen elite)
- democratische politieke cultuur (geen geweld)

Slide 102 - Tekstslide

overige voorwaarden
  1. militairen mogen geen invloed hebben op politiek
  2. overheid moet zorgen voor het algemeen belang
  3. geen conflicten tussen etnische groepen 

Slide 103 - Tekstslide

3.4  

Slide 104 - Tekstslide

stelsel van evenredige vertegenwoordiging
  • aantal stemmen wordt eerlijk verdeeld over de partijen (als je 20% van de stemmen haalt, ook 20% van de zetels)
  • het aantal zetels is evenredig aan het aantal stemmen 
  • voordeel: zeer representatief 
  • nadeel: grote hoeveelheid partijen actief in de politiek

Slide 105 - Tekstslide

districtenstelsel
  • land wordt verdeeld in districten
  • principe van 'Winner takes all' 
  • nadelen: 1. niet iedereen voelt zich vertegenwoordigd
                          2. leidt tot een 2 partijenstelsel want kleine partijen                                 maken geen kans
  • voordeel: Er is geen coalitie wat zorgt voor stabiele regering

Slide 106 - Tekstslide

3.5 politieke ideologien en partijen

Slide 107 - Tekstslide

Slide 108 - Tekstslide

politieke ideologieën 
  • niet belangrijk op de eilanden
  • geen godsdienstige partijen
  • meer sprake insularisme  (belangen van eigen eiland eerst)
  • charisma van de leider belangrijker (populisme)
Papa Godett

Slide 109 - Tekstslide

ontstaan politieke partijen
1936: Curaçaose Rooms-Katholieke Partij (RKP)
        - gekleurde katholieke elite
        - voor algemeen kiesrecht

Slide 110 - Tekstslide

ontstaan politieke partijen
1937 Curaçaose Politieke Unie (CPU)
- witte protestantse elite
- tegen algemeen kiesrecht

Slide 111 - Tekstslide

Oprichting DP
  • 1944 opgericht door Efrain Jonckheer samen met jonge witte protestanten
  • voor algemeen kiesrecht
  • sociaal-democratische inslag, gericht op de hele bevolking
  • tijdschrift 'De Democraat' in Papiaments en Nederlands
  • Baas in eigen huis -> anti-Nederlands

Slide 112 - Tekstslide

oprichting NVP
  •  ontstaan in 1949 uit de RKP door 'Doktor' da Costa Gomez
  • gericht op brede katholieke gekleurde middenklasse 
  • ook aantrekkelijk voor zwarte arbeiders
  • nationale volkspartij

Slide 113 - Tekstslide

oprichting FOL
  • opgericht in juni 1969 naar aanleiding van 30 mei
  • Amador Nita, Stanley Brown en Papa Godett
  • voor de zwarte arbeiders
  • tegen Nederlandse inmenging
  • tijdschrift Vitó in Papiaments en met veel kleur

Slide 114 - Tekstslide

oprichting PAR
  • 1993 opgericht door Miguel Pourier naar aanleiding van het referendum (73% NEE), maar politiek wilde JA
  • Pro Antillas Restructura
  • tussen 1994-2010 alle verkiezingen gewonnen
  • Miguel Pourier 3x minister-president

Slide 115 - Tekstslide

Op Curaçao moet de bijstand worden verhoogd naar Nafl 1200 p.m.

Slide 116 - Open vraag

gratis onderwijs is op Curaçao ingevoerd om meer kansengelijkheid te creëren

Slide 117 - Open vraag

werknemers zouden zelf verantwoordelijk moeten zijn om hun eigen pensioen te regelen

Slide 118 - Open vraag

als de wegenbelasting verhoogd wordt, dan kan de minister van infrastructuur betere wegen maken

Slide 119 - Open vraag

Venezolaanse vluchtingen moeten terug worden gestuurd naar land van herkomst

Slide 120 - Open vraag

FOL
PAR
DP
NVP
CPU
opgericht in 1944 n.a.v. Wilhelmina rede
opgericht in 1969 n.a.v. 30 mei
opgericht in 1993 n.a.v referendum
Opgericht in 1948 voor algemeen kiesrecht
Opgericht in 1937 voor protestantse elite

Slide 121 - Sleepvraag

3.6 Regering en parlement

Slide 122 - Tekstslide

Hoe wordt de gouverneur benoemt?
A
wordt gekozen door de bevolking van Curaçao
B
wordt gekozen door de Staten
C
wordt gekozen door de koning
D
wordt gekozen door de koninkrijksregering

Slide 123 - Quizvraag

In de regering zitten:
A
leden van partijen uit de Staten
B
leden van oppositiepartijen
C
alleen leden van de grootste partij
D
leden van de coalitiepartijen

Slide 124 - Quizvraag

Noem drie taken van het parlement.

Slide 125 - Open vraag

Noem drie taken van de regering

Slide 126 - Open vraag

Welke partijen zitten er in de huidige regering van Curaçao?

Slide 127 - Open vraag

Noem 3 verschillende minister-presidenten van Curaçao.

Slide 128 - Open vraag

Praktijk
  1. De regering meer en meer wetgevende macht
  2. De regering zorgt voor de wetsvoorstellen
  3. De regering heeft meer ambtenaren die helpen
  4. Er wordt weinig meer gediscussieerd over de wetsvoorstellen want de wetten worden toch wel aangenomen

Slide 129 - Tekstslide

Delegatie van Bevoegdheid
  •  Parlement geeft haar bevoegdheid van wetten maken aan de regering
  • regering maakt landsbesluiten -> dit zijn algemene maatregelen
  •  parlement geeft hoofdlijnen aan van nieuwe wetten -> landsverordeningen
  • regering mag deze zelf invullen

Slide 130 - Tekstslide

rechten van het parlement

Slide 131 - Tekstslide

rechten van het parlement

Slide 132 - Tekstslide

Parlementaire immuniteit
  • Statenleden hebben immuniteit tijdens de vergadering
  • dit zorgt voor vrijheid van meningsuiting
  • ze zijn niet strafbaar voor iets dat ze in de Statenvergadering hebben gezegd

Slide 133 - Tekstslide

Ministers van Curaçao 
  • besturen een onderdeel van het land en dragen hier verantwoordelijkheid voor.
  • kreeg hulp van staatssecretarissen die een onderdeel van de minister overnemen, nu niet meer
  • tot 1950 gouverneur eindverantwoordelijk, nu ministers zelf door de ministeriële verantwoordelijkheid

Slide 134 - Tekstslide

 Een minister (vervolg)
  • 9 ministers op Curaçao en een gevolmachtigde minister
  • wordt voor 4 jaar benoemd
  • moet minstens 25 jaar oud zijn, ingezetene en NLs paspoort
  • mag geen neven-functies bezitten

Slide 135 - Tekstslide

gevolmachtigde minister
- Vertegenwoordigt Curaçao in Nederland bij de Koninkrijksregering
- wordt benoemd door de regering van Curaçao
- zit in het Curaçao huis in Den Haag

Slide 136 - Tekstslide

Dualisme
Gaat over de scheiding tussen de wetgevende en uitvoerende macht BINNEN een bestuurslaag. Dat houdt in dat ministers geen deel uit mogen maken van de Staten. 
Maar: ministers zijn wel lid van een politieke partij in de coalitie => geen duidelijke scheiding. Statenleden moeten eigen partijleden controleren
(komt altijd terug in het examen)

Slide 137 - Tekstslide

Minister van Staat
  • Eretitel die iemand krijgt 
  •  op voordracht van de ministerraad
  • maakt geen deel uit van de ministerraad
  • kan advies geven aan de minister en de gouverneur
Minister van Staat
oud-gouverneur Jaime Saleh

Slide 138 - Tekstslide

ministerraad
  • komt iedere woensdag bijeen
  • vergadert met gesloten deuren (alles is geheim)
  • alle belangrijke besluiten worden hier genomen
  • besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen 

Slide 139 - Tekstslide

minister-president
  • was de formateur van de nieuwe regering
  • is de regeringsleider waardoor zijn politieke positie belangrijker is
  • is de voorzitter van de ministerraad en heeft hier veel invloed op 

Slide 140 - Tekstslide

kabinetsformatie
  •  vindt plaats na verkiezingen of na de val van een kabinet
  • gouverneur benoemt nieuwe informateur en formateur
  • Geheim van Fort Amsterdam

Slide 141 - Tekstslide

Wat wordt besproken door de informateur?
  • welke partijen samen een coalitie gaan vormen
  • hoe het regeringsprogramma eruit zal zien
  • hoeveel ministers iedere regeringspartij krijgt
  • welke ministeries iedere regeringspartij krijgt

Als alle partijen het daar mee eens zijn, kan de formateur mensen gaan uitkiezen voor het nieuwe kabinet

Slide 142 - Tekstslide

Slide 143 - Tekstslide

verkiezingen
  • zijn vrij, niemand mag je dwingen op een bepaald iemand te stemmen
  • zijn geheim, niemand mag zien op wie je stemt (geen selfies)
  • je hoeft niemand te vertellen op wie je hebt gestemd

Slide 144 - Tekstslide

Slide 145 - Tekstslide

opdracht
  1. Lees bladzijde 39 over de functie van massamedia
  2. Zoek op drie  verschillende social media platformen manieren hoe zij de publieke opinie beïnvloeden 
  3. Schrijf deze op in je schrift
  4. leg in je eigen woorden uit dat de Statenleden een dubbele relatie met de media hebben

Slide 146 - Tekstslide

Burgers??
Pessimisten zeggen: 
1. burgers zijn te veel op zichzelf en eigen belang gericht
2. verwaarlozen plichten
3. zijn niet betrokken bij de politiek

Slide 147 - Tekstslide

Burgers??
Optimisten zeggen:
  1. stijging politieke belangstelling
  2. burgers onderschrijven de waarde van democratie

Slide 148 - Tekstslide

Burgers??
Hebben invloed door:
  1. demonstraties
  2. social media berichten
  3. petities 
  4. actiegroepen etc...

Slide 149 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
Vergelijking tussen VS - NL Antillen - Nederland

Slide 150 - Tekstslide

4.1 samenwerking op Koninkrijksniveau
  • geregeld in het Statuut van 1954:
  1. allemaal hetzelfde staatshoofd (de koning)
  2. er is 1 leger voor het koninkrijk
  3. buitenlandse zaken (Curaçao is voor het buitenland onderdeel van Nederland)

Slide 151 - Tekstslide

samenwerking op Koninkrijksniveau
4. Nederlanderschap (als inwoner van Curaçao kan je een Nederlands paspoort bezitten)
5. nationaliteit van schepen
6. ridderorden (lintjes vlak voor koningsdag)
7. toelating en uitzetting vreemdelingen
8. uitlevering van gevangenen

Slide 152 - Tekstslide

de Koninkrijksministerraad
  • alle ministers uit Nederland
  • gevolmachtigd minister Curaçao in Curaçaohuis 
  • gevolmachtigd minister St. Maarten in St. Maartenhuis
  • gevolmachtigd minister Aruba in Arubahuis
  • Blz 42 boekje aanpassen

Slide 153 - Tekstslide

4.2 vergelijking N.A. en NL

Slide 154 - Tekstslide

Nederland
uitvoerende en wetgevende macht
wetgevende en controlerende macht
Rijksbestuur
regering met staatssecretarissen en koning
parlement (1e en 2e Kamer)
provinciaal bestuur
gedeputeerde staten en de commissaris van de koning
provinciale staten
gemeentelijk bestuur
College van burgemeester en wethouders (B&W)
Gemeenteraad
(Dit hebben de BES eilanden ook)
Curacao
Landsbestuur 
Regering met gouverneur
Parlement van 1 kamer: de Staten

Slide 155 - Tekstslide

gedecentraliseerde eenheidsstaat
  • Nederland wordt centraal vanuit Den Haag bestuurd
  • maar provincies en gemeenten maken ook een eigen beleid
  • landswetten gaan boven provincie en gemeente

Slide 156 - Tekstslide

Verschil met Nederlandse Antillen
  • geen gedecentraliseerde staat
  • geen federatie van staten
  • er was sprake van autonomie voor de eilanden, maar ook sprake van inmenging van het land N.A. of van Nederland
  • wetgeving anders door andere culturele achtergrond

Slide 157 - Tekstslide

Vergelijken zinvol?
Twee redenen waarom het niet zinvol is:
1.   NL heeft door lange traditie in democratie meer ervaring. Ook langer algemeen kiesrecht vanaf 1917. De opkomst bij verkiezingen ligt tussen 75-80 %. Op Curacao net autonomie met vanaf 1948 algemeen kiesrecht. Vanaf 1969 politieke partijen die zwarte bevolking vertegenwoordigen. Opkomst bij verkiezingen vaak tussen 70-75 %

Slide 158 - Tekstslide

Vergelijken zinvol?
argument 2: 
In Nederland een grote afstand tussen burger en politiek. Hier op het eiland veel kleinschaliger en spelen partijpolitieke belangen een grote rol. Ook politiek patronage speelt een rol.

Slide 159 - Tekstslide

4.3 De Verenigde Staten

Slide 160 - Tekstslide

Verenigde Staten?
  • ene kant wel:  gemeenschappelijke grondwet en federale overheid
  • andere kant niet: veel macht ligt bij de staten zelf (bijv. doodstraf, abortus, legaliseren soft-drugs)

Slide 161 - Tekstslide

Slide 162 - Tekstslide

Slide 163 - Tekstslide

Slide 164 - Tekstslide

presidentsverkiezingen
  • iedere 4 jaar in november (dit jaar weer)
  • voorverkiezingen
  • via districtenstelsel en kiesmannen
  • principe "Winner takes all" (in staat en land)

Slide 165 - Tekstslide

Opdracht
  • Lees bladzijde 47 en 48
  • 5 minuten de tijd voor
  • daarna korte quiz

Slide 166 - Tekstslide

Wat is de officiële naam van de partijen die strijden bij presidentsverkiezingen?
A
Socialisten en Nationalisten
B
Groenen en Libertariërs
C
Democratische en Republikeinse partij
D
Liberalen en Conservatieven

Slide 167 - Quizvraag

Hoeveel termijnen kan een persoon maximaal als president dienen?
A
Onbeperkt aantal termijnen
B
Drie termijnen
C
Twee termijnen
D
Eén termijn

Slide 168 - Quizvraag

Wat is de minimale leeftijd om president van de Verenigde Staten te worden?
A
40 jaar
B
30 jaar
C
35 jaar
D
25 jaar

Slide 169 - Quizvraag

Wie heeft het recht om te stemmen bij presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten?
A
Amerikaanse burgers van 18 jaar en ouder
B
Buitenlanders met een werkvergunning
C
Amerikaanse burgers van 16 jaar en ouder
D
Amerikaanse burgers van elke leeftijd

Slide 170 - Quizvraag

Hoe vaak worden presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten gehouden?
A
Elke tien jaar
B
Eens in de vier jaar
C
Eens in de twee jaar
D
Eens in de zes jaar

Slide 171 - Quizvraag

Welk land heeft een monarch als staatshoofd?
A
Frankrijk
B
Verenigde Staten
C
Nederlandse Antillen
D
Duitsland

Slide 172 - Quizvraag

Wat is een overeenkomst tussen de politiek op de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten?
A
Alleen de Nederlandse Antillen hebben een meerpartijenstelsel.
B
Alleen de Verenigde Staten hebben een meerpartijenstelsel.
C
Geen van beide landen heeft een meerpartijenstelsel.
D
Beide landen hebben een meerpartijenstelsel.

Slide 173 - Quizvraag

Welk land heeft een federalistisch politiek systeem?
A
Verenigde Staten
B
Nederland
C
Nederlandse Antillen
D
België

Slide 174 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen de politiek op de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten?
A
In de Verenigde Staten is er een parlementaire democratie.
B
De Nederlandse Antillen hebben een presidentiële democratie.
C
De Nederlandse Antillen hebben een parlementaire democratie.
D
In de Verenigde Staten is er een presidentiële democratie.

Slide 175 - Quizvraag

Wat is het lobbyen in de Verenigde Staten?
A
Het organiseren van verkiezingscampagnes
B
Het opstellen van wetten
C
Demonstreren voor gelijke rechten
D
Invloed uitoefenen op politici

Slide 176 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen de politieke structuur van de Verenigde Staten en de Nederlandse Antillen?
A
De Nederlandse Antillen hebben een parlementair systeem.
B
De Verenigde Staten hebben een parlementair systeem.
C
De Verenigde Staten hebben een presidentieel systeem.
D
De Nederlandse Antillen hebben een presidentieel systeem.

Slide 177 - Quizvraag

Welk orgaan heeft de meeste macht in de Verenigde Staten?
A
De president
B
Het Hooggerechtshof
C
Het Congres
D
De Senaat

Slide 178 - Quizvraag

Wat is een verschil in politieke status tussen de Verenigde Staten en de Nederlandse Antillen?
A
De Verenigde Staten zijn een onafhankelijke natie.
B
De Verenigde Staten zijn een kolonie van Nederland.
C
De Nederlandse Antillen zijn een onafhankelijke natie.
D
De Nederlandse Antillen zijn een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Slide 179 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen de Verenigde Staten en de Nederlandse Antillen?
A
In de VS is er altijd sprake van een coalitieregering
B
De Nederlandse Antillen heeft een coalitieregering
C
In de VS is er sprake van een grote controle van de federale overheid
D
De Nederlandse Antillen is een soort van federale staat

Slide 180 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen de Verenigde Staten en de Nederlandse Antillen?
A
De Nederlandse Antillen maken gebruik van een referendum
B
De Verenigde Staten maken gebruik van een referendum
C
De staten in de VS bepalen hun eigen onderwijs
D
de Nederlandse Antillen bepaalt eigen onderwijs

Slide 181 - Quizvraag

H. 5 Politieke cultuur op de Antilliaanse eilanden
  • Media wordt gebruikt voor politieke discussies, maar heeft over het algemeen geen kritische functie.
  • Democratische principes zijn stevig verankerd in de samenleving.

Slide 182 - Tekstslide

Problemen in het onderwijs op de Antilliaanse eilanden
  • Hoge schooluitval.
  • Onduidelijkheid over de instructietaal in het onderwijs.

Slide 183 - Tekstslide

Politieke patronage en de uitdagingen voor de democratische rechtsstaat
  • Politici verlenen gunsten aan hun achterban in ruil voor steun.
  • Financiering van politieke partijen is onduidelijk.

Slide 184 - Tekstslide

Definitie
  • Politieke patronage: Een systeem waarbij politici gunsten verlenen aan hun achterban in ruil voor steun.
  • Democratische principes: De fundamentele waarden en normen die ten grondslag liggen aan een democratie, zoals de vrijheid van meningsuiting en het houden van vrije en eerlijke verkiezingen.

Slide 185 - Tekstslide