nabespreking eindopdracht grammatica

nabespreking eindopdracht grammatica
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ProgrammerenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

nabespreking eindopdracht grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide



1. De 76-jarige Donald Trump moest twee weken geleden in de rechtbank verschijnen.

persoonsvorm: moest
gezegde: moest verschijnen
onderwerp: De 76-jarige Donald Trump
lijdend voorwerp: 
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: twee weken geleden
bijwoordelijke bepaling: in de rechtbank

Slide 3 - Tekstslide

2. Loop nu naar de winkel!
persoonsvorm: loop
gezegde: loop
onderwerp: 
lijdend voorwerp: 
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: nu
bijwoordelijke bepaling: naar de winkel

Slide 4 - Tekstslide

3. Bel hem meteen op!
persoonsvorm: bel
gezegde:bel op
onderwerp: 
lijdend voorwerp: hem
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: meteen


Slide 5 - Tekstslide

4. De docent vertelde gisteren op een leuke manier een lang verhaal aan de beste klas van de school
persoonsvorm: vertelde
gezegde: vertelde
onderwerp: de docent
lijdend voorwerp: een lang verhaal
meewerkend voorwerp: aan de beste klas van de school
bijwoordelijke bepaling: gisteren
bijwoordelijke bepaling: op een leuke manier

Slide 6 - Tekstslide

5. Wie gaat morgen het geweldige feest bezoeken?
persoonsvorm: gaat
gezegde: gaat bezoeken
onderwerp: wie
lijdend voorwerp: het geweldige feest
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: morgen
bijwoordelijke bepaling: 

Slide 7 - Tekstslide

6. De lang geblesseerde voetballer schopte de bal voor de eerste keer na zijn blessure in het voetbalveld.
persoonsvorm: schopte
gezegde: schopte
onderwerp: de lang geblesseerde voetballer
lijdend voorwerp: de bal
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: voor de eerste keer na zijn blessure
bijwoordelijke bepaling: in het voetbalveld

Slide 8 - Tekstslide

1. De pas gekochte auto lijkt nu al grote problemen met de motor te hebben.
persoonsvorm: 
gezegde: 
onderwerp: 
lijdend voorwerp: 
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: 
bijwoordelijke bepaling: 

Slide 9 - Tekstslide

2. Schrijf dit nummer even op.
persoonsvorm: 
gezegde: 
onderwerp: 
lijdend voorwerp: 
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: 
bijwoordelijke bepaling: 

Slide 10 - Tekstslide

3. De wereldberoemde artiest vertoonde aan het slot van zijn carrière het publiek een geweldig laatste optreden in een uitverkochte Ziggo Dome.
persoonsvorm: 
gezegde: 
onderwerp: 
lijdend voorwerp: 
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: 
bijwoordelijke bepaling: 

Slide 11 - Tekstslide

4. Wie heeft het laatste kaartje gekocht?
persoonsvorm: 
gezegde: 
onderwerp: 
lijdend voorwerp: 
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: 
bijwoordelijke bepaling: 

Slide 12 - Tekstslide

5. De leerlingen hadden het ontleden vorige week goed gedaan.
persoonsvorm: 
gezegde: 
onderwerp: 
lijdend voorwerp: 
meewerkend voorwerp:
bijwoordelijke bepaling: 
bijwoordelijke bepaling: 

Slide 13 - Tekstslide