Rechtsbescherming

Rechtsbescherming
Hoofdstuk 9.
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BelastingrechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rechtsbescherming
Hoofdstuk 9.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stukje herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: Voor de loonbelasting geldt dat de werknemer inhoudingsplichtig is. Stelling 2: Ingehouden loonbelasting wordt verrekend met te betalen inkomstenbelasting
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist over de volgende twee stellingen?
Stelling 1: Mijn gegevens voor box 1 hoef ik niet zelf aan te geven; de belastingdienst beschikt al over alle benodigde cijfers.
Stelling 2: Banken zijn verplicht gegevens over banksaldi door te geven aan de belastingdienst.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist met betrekking tot de volgende twee situaties.
Situatie 1: Tim is nogal slordig, waardoor hij veel te laat is met het doen van aangifte inkomstenbelasting.
Situatie 2: Tom heeft opzettelijk een grote partij vloerbedekking 'zwart' verkocht en daardoor hierover geen btw afgedragen.
A
Beiden zullen een vergrijpboete opgelegd krijgen.
B
Beiden zullen een verzuimboete opgelegd krijgen.
C
Tim krijgt een vergrijpboete en Tom een verzuimboete.
D
Tim krijgt een verzuimboete en Tom een vergrijpboete.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor welke twee belastingen geldt, dat ze worden geheven op het ogenblik dat er een juridische transactie plaatsvindt?
A
Accijns en assurantiebelasting
B
Kansspelbelasting en accijns
C
Overdrachtsbelasting en assurantiebelasting
D
Overdrachtsbelasting en kansspelbelasting

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk geval is sprake van fiscale partners?
A
Mees (18) woont samen met Merel (22). Ze hebben een notarieel samenlevingscontract.
B
Merel (22) is onlangs afgestudeerd en woont nu tijdelijk weer bij haar ouders.
C
Moos (17) woont samen met Mia (19). Ze hebben een notarieel samenlevingscontract.
D
Jan (23) staat nog ingeschreven bij zijn ouders. Hij woont bij zijn vriendin Sandra (20) in Apeldoorn. Ze hebben een notarieel samenlevingscontract.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen rechtsbescherming
Waarom rechtsbescherming? 
In welke wet is rechtsbescherming geregeld?
Het verschil tussen Bezwaar en Beroep! 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is er rechtsbescherming?

Slide 9 - Woordweb

Kenmerk van de rechtsstaat. Als een burger het niet eens is met een beslissing van de overheid moet deze zich daartegen kunnen verzetten bij de rechter. Regels: behoren bij het fiscale procesrecht 
Aan welke wet moeten alle overheidsorganen zich houden?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

9.2 Oriëntatie rechtsbescherming
  • Legaliteitsbeginsel - https://www.youtube.com/watch?v=wzPxIHtLiK8
  • Burger die het niet eens is met de beslissing van de overheid - verzetten bij de rechter. Dit valt onder het fiscaal procesrecht.
  • Fiscaal procesrecht - vind je in de AWR. AWR geen regels voor belastingzaken? Dan geldt de Awb. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het aanvechten van een besluit

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even wat 'termen'
  • Er moet sprake zijn van een besluit. Bijvoorbeeld je krijgt een beschikking (besluit van de Inspecteur der belastingen.
  • Niet mee eens? Rechtsmiddel gebruiken => beroep tegen een appellabel besluit (dit is geregeld in de Awb). Kan alleen een belanghebbende
  • Beschikkingen kunnen begunstigend zijn (je krijgt er iets voor of belastend (daar word je armer van)  

Slide 13 - Tekstslide

niet-ontvankelijk: als je geen belanghebbende bent. 
9.3 Volgorde: 
Niet eens met een besluit (beschikking)
Stap 1: Bezwaar (voorprocedure) (protest bij en tegen Belastingdienst zelf) 
Stap 2: Beroep (onafhankelijke rechter)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom eerst bezwaar aantekenen voordat er in beroep gegaan kan worden:? 2 redenen!

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe dien je een bezwaar in? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met welk document start een bezwaarschriftprocedure?
A
Brief
B
Memo
C
Akte
D
Naslagwerk

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste omschrijving van het begrip ʿbeschikkingʼ?
A
een beslissing van een overheidsorgaan waarbij een algemeen geldende gedragsregel wordt vastgesteld
B
een beslissing van een overheidsorgaan in een concreet geval
C
een beslissing van een overheidsorgaan die geldt voor alle burgers

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Binnen hoeveel weken moet een bezwaarschrift worden ingediend?
A
Binnen vier weken
B
Binnen zes weken
C
Binnen acht weken
D
Binnen tien weken

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eisen aan het bezwaarschrift
Het bezwaarschrift is niet-ontvankelijk (bezwaarschrift wordt niet inhoudelijk behandeld) wanneer: 
  • Je geen belanghebbende bent
  • Je bezwaar zich niet richt tegen een besluit van een bestuursorgaan
  • Je bezwaarschrift niet tijdig is ingediend
  • Er gegevens ontbreken in het bezwaarschrift

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Opdrachten 1, 2, 3 en 4 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9.4 mogelijkheden in bezwaarprocedure
Mogelijkheden na  afloop bezwaarprocedure: 
1. Bezwaar is gegrond. Degene die bezwaar maakt krijgt gelijk en het bestuursorgaan neemt een nieuwe beslissing. 
2. Bezwaar niet-ontvankelijk 
3. Bezwaar is ongegrond. Degene die bezwaar maakt krijgt geen gelijk en het bestuursorgaan blijft bij zijn beslissing. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9.5 Beroepsprocedure 
Bezwaar is helaas ongegrond. 2 keuzes.
1. Accepteren.
2. Oneens => stap naar onafhankelijke rechter.


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke rechter (competentie)? 
Absolute competentie (Inhoud zaak)
Welke rechter mag de zaak behandelen (niveau)?
In beroep bij de belastingkamer van de rechtbank, sector bestuursrecht (art. 8:1 Awb) (arrondisementsrechtbank) 

Relatieve competentie 
In welke plaats mag de zaak worden behandeld?
Bij besluiten van regionale of lokale bestuursorganen (provincies, gemeenten en waterschappen) -> vestigingsplaats van het bestuursorgaan (art. 8:7 Awb)
Bij besluiten van andere (landelijke) bestuursorganen (DUO, SVB maar ook belastingzaken) -> woonplaats van de burger 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezwaarschrift (binnen zes weken indienen, art. 6:7 Awb, inhoud beroepschrift art. 6:5 Awb).

Is het bezwaarschrift ongegrond? Dan kan de burger binnen zes weken in beroep bij de rechtbank. 


Verloop beroepsprocedure


Beroepschrift

(door burger / appellant)


Verweerschrift
(door bestuursorgaan)

Zitting
(bij rechter)

Beschikking
(uitspraak rechter)




Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je een bezwaarprocedure begint omdat je het niet eens bent met een belastingaanslag en je bent geen belanghebbende, dan volgt de uitspraak:

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jan heeft het beroepschrift te laat ingediend bij de rechtbank. Wat zal dan de uitspraak van de rechtbank zijn?
A
Beroep is gegrond
B
Geroep is ongegrond
C
Rechtbank verklaart zichzelf onbevoegd
D
Beroep is niet-ontvankelijk

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ingrid heeft haar beroepschrift ingediend bij de rechtbank sector civiel. Wat zijn de rechtbank oordelen?
A
Rechtbank is onbevoegd
B
Beroep is niet-ontvankelijk
C
Beroep is ongegrond
D
Beroep is gegrond

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je bezwaar maken tegen een opgelegde belastingaanslag van de gemeentelijke belastingen?
A
Bij de belastingkamer van de rechtbank
B
Bij de inspecteur van belastingen in jouw provincie
C
Bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank
D
Bij het college van B&W

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken: 
- opdracht 5, 6, 7, 8, 9, 10

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsmiddelen
Niet eens met de uitspraak van de rechter? 
In de meeste gevallen kan je een rechtsmiddel inzetten! 

Drie vormen:
  1. Verzet
  2. Hoger beroep
  3. Cassatie

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoger beroep
Niet eens met de uitspraak van de rechter (rechtbank of kantonrechtbank)?                 Hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof.

  • Gehele procedure wordt opnieuw behandeld;
  • Partijen: appellant en geïntimeerde;
  • Uitspraak: arrest. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cassatie
Na hoger beroep nog steeds niet eens met de uitspraak? Dan kan je soms in cassatie. 
  • Hoge Raad;
  • Alleen over rechtsvragen (juridisch-technische kwesties);
  • Twee cassatiegronden:
  1. verzuim van vormen (bepaalde onderdelen zijn niet correct gedaan)
  2. schending van het recht (de uitspraak is in strijd met het recht)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen rechtsmiddel?
A
Cassatie
B
Hoger beroep
C
Verzet
D
Comparitie

Slide 39 - Quizvraag

Comparitie is de zitting in een dagvaardingsprocedure
Binnen hoeveel weken kan je in beroep als het bezwaarschrift is afgewezen?
A
Vier weken
B
Zes weken
C
Acht weken
D
Tien weken

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je bezwaar wilt maken tegen een belastingaanslag, dan moet je zijn bij:
A
Gerechtshof (belastingkamer)
B
Rechtbank (belastingkamer)
C
Instantie die de beschikking heeft afgegeven
D
Hoge Raad

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraken zijn juist?
A
Absolute competentie is de bevoegdheid van een bepaald niveau rechter om een zaak te behandelen.
B
Relatieve competentie is de bevoegdheid van een bepaald niveau rechter om een zaak te behandelen.
C
Absolute competentie is de bevoegdheid van een rechter van een bepaalde plaats om een zaak te behandelen.
D
Relatieve competentie is de bevoegdheid van de rechter van een bepaalde plaats om een zaak te behandelen.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Opdracht 11 en 12. 
H. 9 Test je kennis
Opdracht 13 Procedure
Opdracht 14 Belastingproblemen
Opdracht 17 Kennistoets 
Eindopdracht via Teams 



Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies