Ecosystemen

Ecologie
Herhaling T6 bs 1
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Ecologie
Herhaling T6 bs 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Beantwoord de volgende vragen. Heb je een vraag fout, bedenk waarom je die vraag fout hebt!
(Leren van je fouten)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consument
Producent
Reducent

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen Consumenten?
A
doen niets met voedingsstoffen
B
eten voedingsstoffen op
C
halen voedingsstoffen uit afval
D
maken voedingsstoffen

Slide 4 - Quizvraag

Opdracht 7 blz. 135
Wie zijn reducenten?
A
Planten en dieren
B
Dieren en schimmels
C
Schimmels en Planten
D
Bacteriën en Schimmels

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze bacteriën horen bij de reducenten. Wat doen reducenten ook alweer?
A
organische stoffen omzetten in anorganische stoffen
B
anorganische stoffen omzetten in organische stoffen
C
planten omzetten in mineralen
D
stinkende stoffen produceren in slootjes

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Producenten
A
doen niets met voedingsstoffen
B
eten voedingsstoffen op
C
halen voedingsstoffen uit afval
D
maken voedingsstoffen

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht 7 blz. 135
Consumenten
producenten
reducenten

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voedselketen
voedselweb

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je een voedselketen.
Alle dieren in deze voedselketen zijn...?
A
consumenten
B
producenten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet hier een voedselketen.
Is deze voedselketen juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet hier meerdere voedselketens. In de voedselketen is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.
Wie staat er aan het eind van deze voedselketen?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
muis->slang-> uil
C
gras->konijn-> havik-> vos
D
gras<-konijn<-havik<-vos

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de voedselketen

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is of zijn hier de
consument(en)
A
radijs
B
radijs en konijn
C
konijn
D
konijn en uil

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft een piramide van aantallen altijd een piramide vorm? Waarom
A
Ja, want het geeft altijd de schakels in de juiste volgorde weer
B
Ja, want het aantal individuen in elke schakel wordt altijd kleiner
C
Nee, want het aantal individuen kan groter zijn in de volgende schakel
D
Nee, want de schakels van een voedselketen kunnen soms in een andere volgorde staan

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Piramide van aantallen
Piramide van biomassa

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

En welke is een piramide van aantallen van een tulp met bladluizen?
A
Figuur A
B
Figuur B
C
Figuur C
D
Figuur D

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij welke omschrijving?
het gewicht van alle organische stoffen in een organisme
schema dat laat zien hoeveel individuen in elke schakel van een voedselketen voorkomen
schema dat laat zien wat het gewicht is van alle organische stoffen in elke schakel van een voedselketen
Biomassa
Piramide van aantallen
Piramide van biomassa

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leerdoelen van de vorige les waren:
1: Je kunt de voedselrelaties van organismen benoemen
2: Je kunt omschrijven wat piramides van aantallen en biomassa weergeven.

Hoe goed beheers je deze leerdoelen?
Goed
Heel goed
Niet goed, niet
Slecht
Heel slecht

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe theorie
Doelen:
4: Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
5: Je moet de niveaus van ecologie kunnen beschrijven

Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aant. 2.2 Ecologie
In ecologie kijk je naar relaties tussen organismen en tussen organismen en de levenloze natuur.

Biotische factoren: invloeden uit levende natuur
Abiotische factoren: invloeden uit levenloze natuur

Niveaus in de ecologie:
Individu: één enkel organisme
Populatie: alle organismen van dezelfde soort in een gebied
Levensgemeenschap: Alle populaties in een gebied
Ecosysteem: De levensgemeenschap en de biotoop in een gebied

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking naar aanleiding van het filmpje en Aant 2.2

Beantwoord de volgende vragen. Heb je een vraag fout, bedenk waarom je die vraag fout hebt!
(Leren van je fouten)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je één enkel organisme?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ecosysteem is:
A
Alle planten en dieren bij elkaar in een bepaald gebied
B
Alle organismen en alle niet-biologische factoren in een bepaalde omgeving

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Biotoop
A
Leefomgeving van een organisme
B
Eén organisme
C
Alle populaties in een bepaald gebied
D
Alle abiotische factoren in een bepaald gebied

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een ecosysteem?
A
Een dorp zoals Wolvega.
B
Een eiland zoals Vlieland
C
Een werelddeel zoals Europa.
D
Een planeet zoals de aarde.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

is dit een populatie?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een POPULATIE
A
Een groep planten of dieren van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven
B
Een groep dieren die in hetzelfde gebied leven
C
Verschillende planten en dieren die in hetzelfde gebied leven
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soortgenoten
A
Biotische factor
B
Abiotische factor

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer behoren twee organismen tot dezelfde soort?
A
Als ze in hetzelfde gebied leven
B
Als ze samen kunnen voortplanten
C
Als ze samen kunnen voortplanten en de nakomelingen zijn vruchtbaar
D
Als ze samen kunnen voortplanten en leven in hetzelfde gebied

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een vijver leven verschillende
bruine kikkers. Wat kun je zeggen
over deze bruine kikkers?
A
De kikkers zijn van dezelfde soort en dezelfde populatie
B
De kikkers zijn van dezelfde soort maar niet van dezelfde populatie
C
De kikkers zijn niet van dezelfde soort maar wel dezelfde populatie
D
De kikkers zijn niet van dezelfde soort en niet van dezelfde populatie

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Abiotische factoren          :          Biotische factoren
Abiotische factor
Biotische factor
Licht
Regen
Lucht
Wind
Temperatuur
Water
Bodem
Soortgenoten
Voedsel
Roofdieren
Ziekteverwekkers
Nestgelegenheid

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Laatste opdracht
Als afsluiting van deze LessonUp probeer je antwoord te geven op de leerdoelen (omgezet tot vragen)

Dit doe je op de volgende dia's.


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn biotische en abiotische factoren. Geef van elk twee voorbeelden.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de niveaus van ecologie van groot naar klein.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies