Epilepsie en Parkinson

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag


Epilepsie
Stabiele zijligging
opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Epilepsie

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij epilepsie?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Epilepsie
  • Ernstige verstoring in     prikkeloverdracht. 
  • Kortsluiting 
  • Oorzaak is vaak onduidelijk. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Mogelijke oorzaken
  • 70 % onbekend
  • Erfelijk 

  • Hersenbeschadiging 
  • 'Triggers' 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sommige mensen krijgen eenmalig een aanval in hun leven door een uitlokker.

Slide 8 - Tekstslide

Alcohol 
Drugs
Slaap tekort
Spanning/emotie/stress
Temperatuurwisseling
Niet innemen van medicatie 
Hyperventilatie, het snel en oppervlakkig ademhalen. Bij het maken van een eeg vragen ze je daarom soms om een tijdje snel te ademen of om te doen alsof je heel veel kaarsjes uitblaast.

Lichtflitsen. Je ziet lichtflitsen als je in de auto zit met een laagstaande zon en langs een rij bomen rijdt waar de zon doorheen schijnt, of in de disco als er discolampen zijn.

Slaapgebrek. Een gebrek aan slaap kan de drempel voor een epileptische aanval verlagen.

Ziekte. Koorts of temperatuurwisselingen kunnen een aanval uitlokken.

Hormonale veranderingen. Meisjes en vrouwen hebben veel hormonale schommelingen tijdens de menstruatiecyclus, dit kan uitlokkend zijn voor een epileptische aanval.
Stress. Situaties of perioden die spanningen opleveren kunnen de drempel voor een epileptische aanval ook verlagen.

Drugs en alcoholgebruik of -misbruik kunnen dat ook
Verschijnselen
Verschijnselen zijn afhankelijk van de vorm van epilepsie.

Er zijn verschillende vormen van epilepsie, je hebt dus verschillende beelden.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Het corpus callosum of de hersenbalk is een structuur in de hersenen die de twee grote hersenhelften met elkaar verbindt en zorgt dat ze informatie kunnen uitwisselen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling
Afwachten
Medicatie
Ketogeen dieet
Operatie

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
De aankomende film kan heftige beelden bevatten. Deze filmpjes zijn nagespeeld en zijn dus niet echt.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Absence
  • Petit mal > kleine aanval 
   Duurt enkele seconden tot halve minuut

   Kinderen, en mensen met een verstandelijke beperking 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

symptomen
  • je bent kort "afwezig"
  • de aanval begint en eindigt plotseling
  • soms kleine schokjes in handen of buigt hoofd iets voor- of achterover
  • je ogen kunnen wegdraaien of even knipperen
  • je verliest kort het bewustzijn en houdt op met waar je mee bezig was. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 tonisch - clonische aanval
  • Drie fases:
  • Tonische fase > kramp 
Dertig seconden, lichaam verstijft, blauw
  • Clonische fase > schokken 
Een minuut, aanspannen/ontspannen, armen en benen schudden
  • Ontspanningsfase > verslapt 
Bleek, urineverlies, moe
  • Na een tonisch-clonische aanval komt de ademhaling snel weer op gang, en is meestal diep en rochelend door extra speeksel. Na de aanval moet iemand wel in stabiele zijlegging worden gebracht, om te voorkomen dat er speeksel in de luchtpijp komt. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen
  • Schokkende beweging 
  • Schuim rond de mond 
  • Verlies van urine 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partiële epilepsie
  • Aanvallen die uit een deel van de hersenen voortkomen 
  • Geleidelijk, enkele minuten 
  • kan bij bewustzijn zijn (eenvoudige partiële aanval)
  • bewustzijn kan gestoord zijn (complexe partiële aanval) 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

symptomen
  • staren
  • smakken, slikken, kauwen
  • bleek
  • automatismen 
  • incontinentie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe te handelen
  • Blijf kalm
  • Neem de tijd op 
  • Bescherm het hoofd
  • Verwijder harde of gevaarlijke voorwerpen
  • Maak strakke kleding los, neem de bril af
  • Na aanval in stabiele zijligging
  • Langer dan 5 min indien bekend medicatie
  • Onbekend bel 112

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen stabiele zijligging

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

status epilepticus
  • epileptische aanval duurt langer dan 5 minuten
  • serie aanvallen achter elkaar 
  • kan levensbedreigend zijn

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoe te handelen?
Hoe kun je een status epilepticus stoppen:
-toedienen van noodmedicatie/coupeermedicatie (alleen  bij voorschrift arts)
rectaal: diazepam of Stesolid, vloeibaar medicijn die via de anus moet worden toegediend
oraal: clonazepam, druppeltjes in de wangzak toedienen.
via de neus: midazolamneusspray.
-stopt de aanval niet binnen enkele minuten dan 112 bellen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vormen van epilepsie zijn er?
A
Clonische, tonische en atonische epilepsie.
B
Partiële en complexe epilepsie.
C
Gegeneraliseerde epilepsie en status epilepticus.
D
Absence-, partiële-, clonisch/tonische epilepsie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zaken zijn 'triggers', die de kans op een epileptische aanval vergroten?
A
overmatig alcoholgebruik en bepaalde vormen van drugs
B
slaaptekort spanningen/emoties/stress niet innemen van medicatie
C
voor en tijdens de menstruatie en lichtflitsen koorts
D
A, B, C

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 ster
Werk de begrippen uit in eigen woorden 
Erfelijk
Triggers
Kortsluiting
SEIN

Klassikaal nabespreken

Slide 27 - Tekstslide

Met erfelijke of genetische ziektes bedoelen we ziektes die ontstaan door een afwijking (mutatie) in een gen. Die afwijking in een gen heb je dan van (één van) je ouders geërfd. Of de afwijking in een gen is bij jou zelf ontstaan.

Uitlokkende factoren:
  • Overmatig alcohol-, drugs- en medicijngebruik. Dit kan gelden bij zowel langdurig alcoholmisbruik als bij éénmaal veel te veel drinken. Een overdosis drugs of medicijnen – bijvoorbeeld antidepressiva en amfetamines – kan ook een aanval uitlokken.
  • Alcoholonthouding bij verslaving. Als je een alcoholverslaving hebt en van de één op de andere dag alcohol afzweert, dan kan dit soms tot een epileptische aanval leiden.
  • Spanningen/emoties/stress
  • Slaaptekort
  • Hormonale veranderingen, bijvoorbeeld tijdens de menstruatie, overgang of puberteit
  • Lichtflitsen (bij 3-5% van de mensen met epilepsie)
  • Temperatuurswisseling zoals bij koorts (een koortsstuip is een soort epileptische aanval)
  • Het niet innemen van medicatie tegen epilepsie
Met elektrische pulsjes wisselen de grijze cellen continu informatie met elkaar uit. Soms ontstaat er in één of meer van die netwerken kortsluiting en dat veroorzaakt een epileptische aanval.

SEIN is het expertisecentrum voor epilepsie en slaapgeneeskunde.
2 ster
Werk de volgende medicatie uit? Werking, toedieningswijze.

Midazolam
Stesolid

Wat is het doel van anti- epileptica
Wat zijn de bijwerkingen?

Wat doet een Neuroloog?

Slide 28 - Tekstslide

Midazolam behoort tot de benzodiazepinen. Het werkt rustgevend, spierontspannend, vermindert angstgevoelens en beïnvloedt de overdracht van elektrische prikkels in de hersenen. Artsen schrijven het voor bij slapeloosheid, onrust, aanvallen van epilepsie en alcoholontwenning.

Een diazepam rectiole is een medicijn dat via de anus gegeven wordt, waardoor het medicijn diazepam (Stesolid®) snel via het darmslijmvlies in de bloedbaan terecht komt en daar zijn werk kan doen om een epileptische aanval te doen stoppen.

Het doel van de anti-epileptica is het voorkomen van aanvallen. De medicijnen onderdrukken het overmatig ontladen van de hersencellen. Zo onderdrukken ze de aanvallen.

Een neuroloog is een medisch specialist die zich vooral bezig houdt met ziekten van de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen. 

Anti-epileptica kunnen vooral in het begin bijwerkingen veroorzaken.  Duizeligheid, slaperigheid, of misselijkheid. Het lichaam moet dan nog wennen aan de medicijnen. 
3 ster
Bedenk wat de gevolgen zijn in de verandering van de (gezondheids) situatie zijn voor het leven van de zorgvrager met epilepsie
Denk aan:
  • Woon- en leefomstandigheden. Zijn er aanpassingen nodig (welke)
  • Participatie (mee doen aan de samenleving word dit anders en wat?)
  • Mentaal welbevinden en autonomie (geestelijk goed voelen en jezelf kunnen zijn wat kan hier veranderen?)
  • Lichamelijk welbevinden en gezondheid (wat veranderd er in het lichaam (ziektebeeld) en wat voor ziekte kan je nog meer krijgen)

Slide 29 - Tekstslide

Het is bij de keuze van een woning goed om stil te staan bij dingen zoals trappen, glas, balkon en loopruimte. Ook kan het van belang zijn om rekening te houden met de ligging en de omgeving van de woning.
Bij de inrichting van de woning is het goed om
extra aandacht te schenken aan de keuze van:
• vloeren; liefst zacht
• meubels; let op scherpe hoeken, glas
• verwarmingselementen; let op scherpe
 randen, hitte-afgie
• warmwaterkranen; kies zo mogelijk
 thermostatische
• fornuis; bij voorkeur inductie, magnetron
• (inloop)douche; denk aan hulpmiddelen
 zoals een zitje, wandsteun

Epilepsie-app - Helpilepsy
Epilepsiehond
Epilepsiekussen
Ik heb epilepsie-kaartje
Noodhulp: ketting, armband

In welke mate voert de persoon met
epilepsie regie over eigen leven? Hoe
gaat hij om met stress? Welke gedragingen laat iemand zien na een aanval?
Parkinson

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is parkinson
  • Progressieve hersenaandoening
  • Dopamine tekort

Slide 32 - Tekstslide

Dopamine is een stof die hoort bij het beloningssysteem van de hersenen. Het is een neurotransmitter. Dat zijn een soort ‘boodschapperstofjes’ in de hersenen die informatie van de ene naar de andere zenuwcel overbrengen. Dopamine zorgt ervoor dat we ons tevreden en beloond voelen.
Oorzaken
  • Dopamine tekort
  • Meerdere oorzaken 

Slide 33 - Tekstslide

Drugs
Alcohol
Obesitas
ADHD
Oorzaken ziekte van Parkinson
- De gepigmenteerde cellen van de substantia nigra sterven af, waardoor er te weinig dopamine wordt gemaakt. 
- Balans tussen dopamine en acethylcholine is verstoord
- oorzaak naar het afsterven is niet goed bekend bij de ziekte van Parkinson. 



Slide 34 - Tekstslide

De substania nigra is een gebied van gepigmenteerde cellen in de middenhersenen die verantwoordelijk is voor de productie van de neurotransmitter dopamine. Dit deel van de hersenen speelt een belangrijke rol in de controle van beweging, en het lijkt ook een wisselwerking te hebben in het verslavingsproces. Als je de hersenen in dwarsdoorsnede bekijkt, bevindt de substantia nigra zich in de middenhersenen, precies op het puntje van de hersenstam.

Acetylcholine is een neurotransmitter
Parkinsonachtige ziekten:  
andere schade aan  
de substantia nigra/verminderde 
dopamineproductie. 

Bijvoorbeeld: trauma door boksen, medicatie gebruik (haldol), neerslag eiwitten (lewy body dementie) 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer dan trillen alleen
  • Trager denken
  • Verminderde reuk
  • Cognitieve achteruitgang
  • Slaapproblemen
  • Depressie
  • Obstipatie



Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verloop van de ziekte
  • 75% van de klachten begint aan een kant van het lichaam
  • Valgevaar na enkele jaren
  • Ook steeds meer lichamelijke problemen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Feitjes
  • Snelst groeiende neurologische aandoening
  • Emoties hebben effect op bewegingen bij Parkinson
  • Niet iedereen trilt die Parkinson heeft
  • Parkinsonpatiënten worden regelmatig aangesproken met de vraag of ze dronken zijn
  • Het gelaat is emotieloos

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor tremoren is beven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent van de mensen krijgt Parkinson?
A
35 tot 55%
B
10 tot 25%
C
80 tot 90%
D
50 tot 80%

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is Parkinson?
A
Stoornissen in je handen
B
Je hebt een geestelijke aandoening
C
Stoornissen in beweging
D
ADHD

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van Parkinson?
A
Trillen
B
Zweten
C
Buikpijn
D
Hersenbloeding

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke leeftijd komt parkinson vaak voor?
A
boven de 45
B
Boven de 50
C
Boven de 20
D
Boven de 35

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 ster
Werk de begrippen uit in eigen woorden en lever in.

Gelaat
Obstipatie
Depressie
Dopamine

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 ster
Werk de volgende begrippen uit in eigen woorden en lever in.
Maskergelaat
Tremoren
Freezing
Cognitieve achteruitgang
Substantia nigra
Dopamine en acethylcholine
Ketogeen dieet
Hypofysen

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 ster
Bedenk wat de gevolgen zijn in de verandering van de (gezondheids) situatie zijn voor het leven van de zorgvrager met epilepsie of parkinson. 
Denk aan:
  • Woon- en leefomstandigheden. Zijn er aanpassingen nodig (welke)
  • Participatie (mee doen aan de samenleving word dit anders en wat?)
  • Mentaal welbevinden en autonomie (geestelijk goed voelen en jezelf kunnen zijn wat kan hier veranderen?)
  • Lichamelijk welbevinden en gezondheid (wat veranderd er in het lichaam (ziektebeeld) en wat voor ziekte kan je nog meer krijgen)

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke algemene kenmerken kunnen jullie benoemen

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt dit verschijnsel genoemd

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het verschijnsel dat hier is te zien?
A
Freeze
B
Tremor
C
On/Off
D
Bewegingsarmoede

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is Parkinsonisme?

Slide 53 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies