Les 25 Hoe schrijf ik een verslag

Hoe schrijf je een verslag?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe schrijf je een verslag?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
Telefoon in de telefoontas
Spullen op tafel: boek en schrift

Huiswerk bespreken/les starten.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
- Terugblik
- Wat gaan we leren?
Les 25 – Hoe schrijf je een verslag?
- Samen starten
- Instructie
- Zelfstandig werken
- Nabespreken/huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aantekeningen van een routebeschrijving. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat doe je bij aantekeningen maken?
A
Alles opschrijven
B
Alleen de inleiding en het slot opschrijven
C
De bijzaken in steekwoorden opschrijven
D
De hoofdzaken in steekwoorden opschrijven

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past het best bij:
'aantekeningen maken'
A
een verhaal schrijven
B
een samenvatting maken
C
iets kort opschrijven
D
iets aanwijzen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie
  • Aantekeningen bij instructies kunnen helpen om dingen te onthouden en zorgen ervoor dat je het kunt nalezen. 

  • Dit helpt ook erg goed bij het leren!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Les 25 – Hoe schrijf je een verslag?

Je leert hoe je een verslag schrijft van iets dat je hebt gedaan of getest?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat er in een verslag hoort te staan. (R)

  • kun je bepalen wat je wel en niet moet opschrijven in een verslag.  (T1)

  • kun je uitleggen wat er wel of niet goed is aan een verslag. (T2)

  • kun je een kort verslag schrijven over eits dat je hebt gedaan of meegemaakt. (I)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verslagje

''Met 3 vmbo op excursie! 

Op dinsdag 4 juli vertrokken wij met 40 leerlingen en 8 begeleiders op de fiets richting Kropswolde. Daar verbleven we twee nachten op een boerderij.  ''

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het verslag
  • Iets dat je hebt meegemaakt, gedaan of getest

  • Feiten, iets dat vaststaat.
     
  • Mening of conclusie soms in inleiding of slot
    ‘Ik vond het heel leuk!’ 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verslag schrijven
  1. Verzamel informatie

  2. Kies welke informatie je wilt gebruiken

  3. Orden de informatie

  4. Schrijf je tekst
    - Schrijf inleiding: Korte inhoud of welke test je gaat doen 
    - Schrijf gebeurtenissen in goede volgorde 
    - Conclusie 

  5. Lees je tekst na en verbeter fouten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
''Zondag gingen we een groot spel doen in het bos en zaterdag gingen we waterfietsen. Op zondag gingen we om 11 uur weer op de fiets naar huis. We gingen ook nog barbecueën en we hebben ook gevoetbald... ''

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
''...We vonden het allemaal heel erg leuk en we zijn weer een ervaring rijker. Het weer had alleen wel iets beter gekund. ''

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk
  • Schrijf in je verslag de gebeurtenissen in de goede volgorde.

  • Gebruik vooral feiten en af en toe je mening.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Opdracht 1 t/m 9, blz. 54 en 55

Klaar? en 33

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreking

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden les 25
  • Het echte werk kan beginnen = nu wordt het serieus 
  • Een ervaring rijker zijn = iets meemaken en ervan leren 
  • je grenzen verleggen = iets doen wat je vroeger niet durfde of niet kon 
  • imposant = Indrukwekkend 
  • uitermate = Zeer / erg 
  • klonteren = het aan elkaar kleven waardoor klompjes of klodders ontstaan

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat noteer je aan het einde van je verslag?

Slide 21 - Open vraag

Je eigen mening - wat je ervan vindt