In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Rekenen
Slide 1 - Tekstslide
Getallen
1
een
2
twee
3
drie
4
vier
5
vijf
6
zes
7
zeven
8
acht
9
negen
10
tien
Slide 2 - Tekstslide
Getallen
11
elf
12
twaalf
13
dertien
14
veertien
15
vijftien
16
zestien
17
zeventien
18
achttien
19
negentien
20
twintig
Slide 3 - Tekstslide
Getallen
10
tien
20
twintig
30
dertig
40
veertig
50
vijftig
60
zestig
70
zeventig
80
tachtig
90
negentig
100
honderd
Slide 4 - Tekstslide
Getallen
21 eenentwintig
22 tweeëntwintig (niet tweeentwintig)
34 vierendertig
88 achtentachtig
156 honderdzesenvijftig
312 driehonderdtwaalf
Slide 5 - Tekstslide
6
A
ses
B
sez
C
zes
D
zez
Slide 6 - Quizvraag
47
A
zevenenviertig
B
vierenzeventig
C
zevenveertig
D
zevenenveertig
Slide 7 - Quizvraag
82
A
tweeënachtig
B
tweeëntachtig
C
achtentwintig
D
tweeentachtig
Slide 8 - Quizvraag
123
A
honderddrieëntwintig
B
honderdrieëntwintig
C
drieëntwintighonderd
D
honderdrientwintig
Slide 9 - Quizvraag
Getallen
10
tien
100
honderd
1.000
duizend
10.000
tienduizend
100.000
honderdduizend
1.000.000
miljoen
Slide 10 - Tekstslide
Getallen
1.456
duizendvierhonderdzesenvijftig
veertienhonderdzesenvijftig
Slide 11 - Tekstslide
2.624
A
zesentwintigduizend
vierentwintig
B
tweeduizendzeshonderd
vierentwintig
C
zeshonderdvierentwintig
tweeduizend
D
zesentwintighonderd
vierentwintig
Slide 12 - Quizvraag
41.000
A
viertienhonderd
B
eenenveertigenduizend
C
eenenveertigduizend
D
veertienduizend
Slide 13 - Quizvraag
+
plus
optellen
erbij doen
bij elkaar doen
het totaal
meer worden
toenemen
stijgen
-
min
aftrekken
eraf halen
weghalen
het verschil
minder worden
afnemen
dalen
Slide 14 - Tekstslide
Op de parkeerplaats staan 2 rode en 7 blauwe auto's. Bereken het totaal aantal auto's
A
7 - 2 = 5
B
2 - 7 = 5
C
7 + 2 = 9
D
2 + 7 = 9
Slide 15 - Quizvraag
Vanmiddag was het 20 graden buiten. Daarna nam de temperatuur af met 5 graden. Hoe warm is het nu?
A
20 - 5 = 15
B
20 + 5 = 25
C
5 - 20 = 15
D
5 + 20 = 25
Slide 16 - Quizvraag
De juf woont 3 km van school en de meester woont 15 km van school. Wat is het verschil in de afstand die ze moeten fietsen?
A
15 + 3 = 18 km
B
3 + 15 = 18 km
C
15 - 3 = 12 km
D
3 - 15 = 12 km
Slide 17 - Quizvraag
min
plus
optellen
aftrekken
totaal
verschil
erbij doen
eraf halen
toenemen
afnemen
Slide 18 - Sleepvraag
Maak zelf een rekenvraag met een van deze woorden: +) erbij doen, bij elkaar doen, het totaal, toenemen, stijgen -) eraf halen, weghalen, het verschil, minder worden, afnemen, dalen
Slide 19 - Open vraag
x
keer (zoveel)
maal
vermenigvuldigen
:
gedeeld door
delen (door)
verdelen
gelijke groepjes maken
Slide 20 - Tekstslide
Welke berekening hoort erbij?
Ik heb 6 zakken chips. Mijn docent heeft er 3 keer zoveel. Hoeveel zakken chips heeft ze?
A
6 : 3 = 2
B
6 x 3 = 18
C
6 - 3 = 3
D
6 + 3 = 9
Slide 21 - Quizvraag
Welke berekening hoort erbij?
Er zijn 6 zakken chips. Ik verdeel ze met mijn 2 vrienden. Hoeveel zakken krijgt ieder?
A
6 : 3 = 2
B
6 x 3 = 18
C
6 - 3 = 3
D
6 + 3 = 9
Slide 22 - Quizvraag
Welke berekening hoort erbij?
In de klas staan 4 dozen. In iedere doos zitten 32 boeken. Hoeveel boeken zijn er in totaal?
A
4 + 32 = 36
B
32 - 4 = 28
C
4 x 32 = 128
D
32 : 4 = 8
Slide 23 - Quizvraag
Welke berekening hoort erbij? In de klas staan 4 dozen met in totaal 32 boeken. In elke doos zitten evenveel boeken. Hoeveel boeken zitten er in iedere doos?
A
4 + 32 = 36
B
32 - 4 = 28
C
4 x 32 = 128
D
32 : 4 = 8
Slide 24 - Quizvraag
Welke berekening hoort erbij?
Milan verdient €120 euro per maand. Hoeveel euro verdient Milan in een jaar?
A
120 + 12 = 132
B
120 x 12 = 2440
C
120 : 12 = 10
D
12 : 120 = 0,1
Slide 25 - Quizvraag
Verander deze keer-som nu in een deel-som:
Milan verdient €120 euro per maand. Hoeveel euro verdient Milan in een jaar?
Slide 26 - Open vraag
Welke berekening hoort erbij?
Milan verdient €120 euro in een jaar. Hoeveel euro verdient Milan per maand?
A
120 + 12 = 132
B
120 x 12 = 2440
C
120 : 12 = 10
D
12 : 120 = 0,1
Slide 27 - Quizvraag
tweede
eerste
derde
vierde
vijfde
zesde
........
laatste
Slide 28 - Tekstslide
Op jouw trouwfeest krijgt elke gast krijgt 6 hapjes. Er komen 138 gasten op het feest. Hoeveel hapjes moet je maken?