V4H2 par. 2.5 en 2.6 Landschapszones

V4H2 par. 2.5 Klimaatfactoren
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

V4H2 par. 2.5 Klimaatfactoren

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen par. 2.5 Klimaatgebieden
  • Voorkennis: Je kent 5 klimaatfactoren
  • Je kunt een klimaatdiagram lezen
  • Je kunt aan de hand van een klimaatdiagram vaststellen welk klimaattype (Köppen) erbij hoort
  • Je kunt klimaatdiagrammen koppelen aan locaties op de kaart


Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog? 5 klimaatfactoren

Slide 3 - Woordweb

5 klimaatfactoren verklaren klimaatverschillen
  1. Breedteligging: Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer (en natter) het is
  2. Hoogteligging: Hoe hoger, hoe kouder
  3. Windrichting
    Aflandige wind (landwind) is droog, aanlandige wind (zeewind) is vochtig
  4. Zeestromen
    Warme zeestromen voeren warmte en neerslag naar gebieden op hogere breedte.
  5. Ligging ten opzichte van gebergten:
    Loefzijde is regenzijde, lijzijde is droog


Slide 4 - Tekstslide

Klimaatsysteem van Köppen

Slide 5 - Tekstslide

Tips:
Atlas als spiekbriefje: GB244
Hier staan de letters en zijn de kenmerken beschreven

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen / huiswerk
Maken:§4: 5; hoofdvraag 2.4; Examenopgave 5 en 6 (mapje)

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen par. 2.6 Landschapszones:
  • Je weet welke klimaatfactor bepalend zijn bij tropische klimaten en bij aride klimaten
  • Je herkent tropisch regenwoud, savanne, steppe en woestijn op foto's
  • Je kunt de lage bodemvruchtbaarheid in de tropische zone verklaren vanuit kenmerken van het klimaat
  • Je kunt de hoge bodemvruchtbaarheid in de aride zone verklaren vanuit kenmerken van het klimaat Je kent drie klimaatfactoren en onderstaande

Slide 8 - Tekstslide

Tropische zone:
Gebruik GB244
  1. Welke twee tropische klimaten zijn er?
  2. Welke klimaatfactor is het belangrijkste bij tropische zone?
Vul het antwoord in op de volgende pagina

Slide 9 - Tekstslide

Welke twee tropische klimaten zijn er?
Welke klimaatfactor is hier het belangrijkste?

Slide 10 - Open vraag

Aride zone
Gebruik GB244
    Welke twee aride klimaten zijn er?
 Welke 4 klimaatfactoren zijn het belangrijkste bij de aride zone?

Maak aantekeningen en noteer de antwoorden later in lessonup

Slide 11 - Tekstslide

Welke twee aride (droge) klimaten zijn er?

Slide 12 - Open vraag

Aride zone
Klimaatfactor 1: Breedteligging

Op 30 graden NB en ZB liggen gebieden met H druk
Hoog is droog

Slide 13 - Tekstslide

Aride zone
Klimaatfactor 2
Ligging ten opzichte van gebergte
Lij is blij

Slide 14 - Tekstslide

Aride zone
Klimaatfactor 2
Ligging ten opzichte van gebergte

In het plaatje is getekend hoe stuwingsregens ontstaan
Lij is blij

Slide 15 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit hoe stuwingsregens ontstaan (vorige dia)

Slide 16 - Open vraag

Aride zone
Klimaatfactor 3
Grote landmassa's

Het gebied is niet bereikbaar voor vochtige lucht vanuit zee

Slide 17 - Tekstslide

Aride zone
Klimaatfactor 4
  • Tussen 30 graden ZB en 30 graden NB aan de Westkant van de continenten
  • Hier waait landwind (passaatwind / oostenwind) en vóór de kust ligt koud zeewater

Slide 18 - Tekstslide

Extra info bij vorige dia
  • Zeewater is koud omdat het warme bovenlaagje naar het westen wordt WEGGEBLAZEN door de passaatwind.
  • Koud water verdampt niet, geen neerslag

Slide 19 - Tekstslide

Welke 4 klimaatfactoren verklaren de aride klimaten

Slide 20 - Open vraag

Welk landschap zie je?
A
Tropisch regenwoud
B
Steppe
C
Savanne
D
Woestijn

Slide 21 - Quizvraag

Welk landschap zie je?
A
Tropisch regenwoud
B
Steppe
C
Savanne
D
Woestijn

Slide 22 - Quizvraag

Welk landschap zie je?
A
Tropisch regenwoud
B
Steppe
C
Savanne
D
Woestijn

Slide 23 - Quizvraag

Aan welke film(s) / vakantie denk je bij:
1. tropisch regenwoud; 2. savanne;
3. steppe; 4. woestijn

Slide 24 - Open vraag

Tropische zone

Onvruchtbare bodem: door snelle afbraak van voedingsstoffen bij hoge temperatuur en vochtigheid
Zwerflandbouw / slash and burn:
Nut: voedingsstoffen uit as
Nadelen:
Werkt niet bij grote bevolkingsgroei
Kans op uitbreiding bosbranden
Bekijk het filmpje en noteer 5 trefwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat 'slash and burn' landbouw inhoudt

Slide 26 - Open vraag

Je kunt uitleggen hoe zwerflandbouw bij grote bevolkingsdruk leidt tot bodemdegradatie

Slide 27 - Open vraag

Terug naar de leerdoelen
  • Voorkennis: Je kent 5 klimaatfactoren
  • Je weet welke klimaatfactor bepalend zijn bij tropische klimaten en bij aride klimaten
  • Je herkent tropisch regenwoud, savanne, steppe en woestijn op foto's
  • Je kunt de lage bodemvruchtbaarheid in de tropische zone verklaren vanuit kenmerken van het klimaat
  • Je kunt de hoge bodemvruchtbaarheid in de aride zone verklaren vanuit kenmerken van het klimaat

Slide 28 - Tekstslide

Kort: Gematigde zone:
  • Je kent de kenmerken van de gematigde zone
  • Je kent drie verschillende landschappen die binnen deze zone voorkomen.
  • Je weet dat de gematigde zone geschikt is voor agrarisch gebruik 

Slide 29 - Tekstslide

Kort: Boreale zone:
  • Je kunt uitleggen hoe het komt dat de boreale zone op het zuidelijke halfrond ontbreekt
  • Je kunt de geringe bodemvruchtbaarheid in de boreale zone verklaren
  • Je weet dat deze zone vooral gebruikt wordt voor bosbouw

Slide 30 - Tekstslide

Kort: Polaire zone:
  • Je onderscheidt twee landschappen binnen de polaire zone
  • Je weet dat polaire landschappen zowel voorkomen op hoge breedte als in hooggelegen gebieden.
  • Je kent het verschil in neerslag tussen gebieden in het hooggebergte en gebieden in de buurt van de polen

Slide 31 - Tekstslide

Tip: landschappen herkennen
Atlas: per continent is een kaart met landschappen. Vergelijk de foto's met 'plaatjes in toets'. Lees af in legenda

Slide 32 - Tekstslide

Oefen: landschappen herkennen
https://quizlet.com/_8q0upe?x=1jqt&i=2qc338

Slide 33 - Tekstslide

Wat heb je geleerd in deze les

Slide 34 - Woordweb

Wat begrijp je niet (helemaal)?

Slide 35 - Open vraag

Oefenen / huiswerk
Maken: §5: 4, 6; §6: 4, 6
Examenopgave 7 uit mapje

Slide 36 - Tekstslide