Herhalen H3

Herhaling H3
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H3

Slide 1 - Tekstslide

Factoren
  • Biotische factoren: Invloeden uit de levende natuur.

  • Abiotische factoren: Invloeden uit de levenloze natuur.

  • Alle biotische en abiotische factoren in een gebied samen, vormen een ecosysteem.

Slide 2 - Tekstslide

Aanpassingen
  • Ieder organisme past bij het ecosysteem waarin hij leeft.

  • Planten en dieren zijn daarom ook aangepast aan het ecosysteem waar ze leven.

  • Een aanpassing is een eigenschap van een organisme, waardoor hij goed kan overleven in zijn ecosysteem.

Slide 3 - Tekstslide

Planten die zich aanpassen
<-voorjaarsbloeiers
klimplanten->
Welke aanpassingen zie je? 

<-wortelrozet
woestijnplant->
Lees blz 137 nog eens door

Slide 4 - Tekstslide

dieren die zich aanpassen
<-warmbloedig
wintervacht->

koud: isolatie/vetlaag->
<-warm: groot oppervlak

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende typen eters + gebitten
Planteneters: Plooikiezen

Vleeseters: Knipkiezen

Alleseters: Knobbelkiezen

Slide 6 - Tekstslide

Verschillende soorten snavels

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende soorten poten

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel: Je kunt de organen van planten benoemen en hun functie beschrijven.
 Een plant bestaat ook uit organen, net zoals bij mensen.

Elk orgaan heeft zijn eigen bouw en taak 

  • Wortels: Water uit de bodem, meststoffen: mineralen
  • Stengel: Houdt de plant overeind, de stengel zorgt er via vaten voor dat water en stoffen naar de bladeren en bloemen kunnen en andersom
  • Bladeren: Nerven, zorgen voor vervoer van water en stoffen maar geven ook stevigheid. Bladmoes: hierin maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen: fotosynthese
  • Bloemen: zijn voor de voortplanting.  Uit bloemen ontstaan vruchten, in de vruchten zitten zaden, uit deze zaden groeien nieuwe planten.

Slide 10 - Tekstslide

Doorsnede van een blad

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoel: Je kunt beschrijven hoe planten stoffen vervoeren. 
  • vervoer van stoffen gaat via de vaten van de plant
  • vaten liggen in groepen bij elkaar= vaatbundels
  •  vaatbundels bestaan uit 2 soorten vaten:
  1. houtvaten: water met mineralen van de wortels omhoog
  2. bastvaten: water met glucose en andere voedingstoffen van bladeren naar andere delen van de plant.

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel: Je kunt beschrijven hoe planten stoffen vervoeren. 
Zuigkracht van bladeren!

Slide 13 - Tekstslide

Gaswisseling
  • Gassen gaan in en uit het blad via de huidmondjes, dit heet gaswisseling.

  • Overdag gaat zuurstof uit het blad en koolstofdioxide naar binnen (via de huidmondjes).

  • 's nachts gaat koolstofdioxide uit het blad en zuurstof naar binnen (via de huidmondjes).

Slide 14 - Tekstslide

3.3 energierijke stoffen les 1
  • je kunt beschrijven hoe een plant de energierijke stof glucose maakt door fotosynthese
  • je kunt beschrijven hoe een plant energie vrijmaakt uit glucose door verbranding
  • je kunt uitleggen welke gassen er overdag en 's nachts een blad en en uitgaan
  • je kunt beschrijven waarvoor planten glucose gebruiken

Slide 15 - Tekstslide

Fotosynthese
  • Fotosynthese is het proces waarbij de plant glucose maakt.

  • Nodig: Zonlicht, water en koolstofdioxide.
  • Maakt: Glucose en zuurstof.

  • Glucose bevat energie en is dus een energierijke stof.

Slide 16 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Alle glucose die een plant maakt bij fotosynthese wordt ergens voor gebruikt:
Glucose wordt omgezet in de volgende dingen:
  • Eiwitten en cellulose zijn bouwstoffen.
  • Vitaminen zijn beschermende stoffen.
  • Zetmeel, suiker en vetten worden gebruikt als reservevoedsel

Slide 17 - Tekstslide

Hoe zit een ecosysteem in elkaar?

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoel: Je kunt uitleggen waaruit een ecosysteem bestaat.
Gebruik bron 1 op blz. 170
Deze begrippen moet je kennen:
Ecosysteem= alle biotische en abiotische factoren in en om de sloot.
Levensgemeenschap= alle levende organismen in de sloot. 
Populatie= alle kikkers die samenleven in de sloot.
Individu= één kikker uit de populatie kikkers in de sloot.

Slide 19 - Tekstslide

leerdoel: Je kunt voedselrelaties noteren in een voedselketen en een voedselweb.
3 manieren om voedselrelaties weer te geven:
voedselrelatie= geeft aan welke organismen in een ecosysteem elkaar eten. 
  1. voedselketen: een rijtje (producenten, consumenten)
  2. voedselweb: een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn.
  3. voedselpiramide: piramide van aantallen

Slide 20 - Tekstslide

Piramide van aantallen
1 havik 

100 koolmezen

100.000 rupsen

1 eikenboom

Slide 21 - Tekstslide

Piramide van aantallen
1 havik 

100 koolmezen

100.000 rupsen

1 eikenboom

Slide 22 - Tekstslide


Piramide van biomassa= gewicht van alle stoffen in een organisme, behalve water

Elke stap naar boven gaat er energie verloren aan verbranding

Slide 23 - Tekstslide

Verschil tussen de piramides
Deze is altijd piramidevorm!

Slide 24 - Tekstslide

Koolstofkringloop
Bij de koolstofkringloop kijk je alleen naar het atoom koolstof --> dus de C

Tijdens fotosynthese en verbranding gaan de koolstofatomen van de ene stof over in de andere.

Dus van CO2, naar glucose, naar CO2

Slide 25 - Tekstslide

Stikstofkringloop
1. Planten nemen nitraat op uit de bodem --> bouwen stikstof uit het nitraat in eiwitten in. 
2. Mensen en dieren eten planten of dieren en krijgen zo eiwitten binnen. 
3. Produceren van natuurlijk afval, daar zitten ook eiwitten in. 
4. Bacteriën zetten natuurlijk afval met stikstof om in nitraat.

Slide 26 - Tekstslide