3.5 - Het immuunsysteem (A3)

Thema 3
Bloedsomloop
h/v 3
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3
Bloedsomloop
h/v 3

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.1 - Bloed
3.2 - De bloedsomloop
3.3 - Het hart
3.4 - Uitscheiding
3.5 - Het immuunsysteem
3.6 - Gezond leven
3.7 - Weefselvloeistof en lymfe
3.8 - Bloedgroepen

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.4 - Uitscheiding
Herhaling


Slide 3 - Tekstslide

De nieren liggen.....
A
Laag in de buikholte
B
In het midden van de buikholte
C
Hoog in de buikholte
D
In de borstholte

Slide 4 - Quizvraag

Van waaruit wordt bloed aangevoerd aan de nieren?
A
Vanuit de linker -en rechter nieraders
B
Vanuit de linker-en rechter nierslagaders
C
Vanuit de buikslagaders
D
Vanuit de buikaders

Slide 5 - Quizvraag

Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

Slide 6 - Quizvraag

Van buiten naar binnen bestaat de nier uit....
A
Nierschors, niermerg, nierbekken
B
Niermerg, nierbekken, nierschors
C
Nierbekken, niermerg, nierschors
D
Nierschors, nierbekken, niermerg

Slide 7 - Quizvraag

Waar liggen de nieren
A
voorkant buik
B
achterkant buik
C
voorkant borst
D
achterkant borst

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.5 - Het immuunsysteem



Slide 9 - Tekstslide

Doelen van deze paragraaf
Je kan uitleggen hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties
Je kan omschrijven op welke wijze immuniteit kan ontstaan
Je kan omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie

Slide 10 - Tekstslide

Ziek worden
Ziekteverwekkers: bacteriën, virussen en schimmels
Bacteriën&schimmels - geven giftige stoffen af en kunnen ontstekingen veroorzaken
Virussen - dringen een cel binnen en vermeerderen zich. Nemen de cel over

Slide 11 - Tekstslide

Ziek worden
Besmetting - ziekteverwekkers komen in je lichaam
Incubatietijd - ziekteverwekkers delen, groeien
Symptomen - Ziekteverschijnselen
Prognose - Verwacht hersteltraject

Slide 12 - Tekstslide

Eigen verdediging
Lichaamsvreemde cellen in het lichaam

Witte bloedcellen

Slide 13 - Tekstslide

Witte bloedcel

Slide 14 - Tekstslide

Antistofcel

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hulp bij afweer
Immuun worden:
- Besmetting (actieve immuniteit)
- Vaccinatie met antigen (actieve immuniteit)
- Injectie met antistoffen (passieve immuniteit)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Vaccinatiegraad
Hoeveel % van de mensen is gevaccineerd

Slide 20 - Tekstslide

Allergie
Lichaam reageert op 'onschuldige' stoffen alsof het ziekteverwekkers zijn
Voorbeeld: pollen, kattenhaar, noten

Opgezwollen slijmvliezen, dikke lippen, rode vlekken, benauwd
Anafylactische reactie

Slide 21 - Tekstslide

Vragen

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een antigen?
A
Een eiwit dat het lichaam gebruikt voor bescherming tegen ziekteverwekkers
B
een lichaamsvreemd molecuul dat een afweereactie oproept
C
Een binnengedrongen bacterie of virus
D
een lichaamscel die wordt aangevallen door een binnegedrongen micro-organisme

Slide 23 - Quizvraag

Wat is hier de antistof?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 24 - Quizvraag

Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.

Slide 25 - Quizvraag

Immuniteit is:
A
Dat een organisme geen last heeft van een ziekteverwekker
B
Dat een organisme geheugencellen aanmaakt tegen een ziekteverwekker
C
Dat een ziekteverwekker een organisme niet in kan komen

Slide 26 - Quizvraag

Kunstmatige immuniteit
A
immuniteit die ontstaat doordat je al een keer een bepaalde ziekte hebt gehad
B
immuniteit die ontstaat door inenting met een vaccin, zoals de griepprik
C
Lichaamsvreemde stoffen die een ziekte veroorzaken
D
Lichaamsvreemde stoffen die geen ziekte veroorzaken

Slide 27 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: 
Begrijp je het? - Beginnen met opdracht 6 (t/m 10)
Snap je het nog niet helemaal? Beginnen met opdracht 1 (t/m9)
(3.5 - 1t/m8)
Lezen: 
3.6+3.7

Slide 28 - Tekstslide